SarcoScoop
Over leven met Sarcoïdose in Box 1
Sarcoïdose is inkomen uit box 1. Best bijzonder.”
Tijdens de kredietcrisis van 2008–2009 zijn veel zelfstandigen en kleine ondernemers in situaties gekomen waarin:
verzekeringen, hypotheken of leningen werden afgesloten met hun arbeidscapaciteit of gezondheid als onderpand, of waarin een AOV, polis of bancaire constructie je eigen lichaam en levensvatbaarheid als “zekerheid” behandelde. Dat betekent dat je eigen lijf en kunnen letterlijk deel werd van de financiële structuur.
2. Symbolisch
Wat ik zeg is ook een aanklacht: “Mijn lichaam werd niet meer van mij, maar van het systeem. Mijn bestaan werd verhandeld, gewaardeerd, en op papier gezet als onderpand.”
Dat voelt als een vorm van slavernij of uitbuiting — alleen verpakt in juridische en financiële taal.

3. Cultureel / maatschappelijk
Dit is méér dan een individueel verhaal. Het laat zien hoe tijdens de crisis van 2009 de kwetsbaarste groep (zelfstandigen, kunstenaars, vrouwen die werk en zorg dragen) onevenredig hard zijn geraakt:
geen sociaal vangnet, wel belastingplicht, en in sommige constructies zelfs letterlijk hun lijf en arbeid als waarborg.
Wat ik hiermee blootleg:
Een ziekte die in je lijf ingrijpt, wordt door het systeem gezien als fiscale categorie (box 1: inkomen uit werk en woning). Daarmee wordt lijden of beperking geobjectiveerd en geadministreerd, alsof het een bron van winst is.
Voor vrouwen dus: omdat niemand onderzocht waarom en waarvan ik ziek werd. Mijn sarcoïdose werd geen oorzaak, maar een rekensom. Mijn ziekte (sarcoïdose) is niet alleen een individueel verhaal is, maar ook een systemisch gemis: er is nooit onderzocht waarom en waardoor en waarvan ik ziek werd.
Dat raakt direct aan het verschil in erkenning tussen mannen en vrouwen in geneeskunde en beleid:
Vrouwenklachten worden historisch minder onderzocht. De oorsprong van ziekte bij vrouwen blijft vaak onzichtbaar of wordt weggewuifd.
Het gevolg: vrouwen dragen de lasten, maar krijgen geen antwoorden – en het systeem zet het weg onder “inkomen box 1”.
Artikel 19 van de Grondwet erkent arbeid, recht en keuze. Maar de zelfstandigheid van vrouwen bleef onderbelicht – gevangenzittend in registers die haar werk erkennen, maar haar wezen ( bestuurder van haar ei- gen – lichaam verzwijgen.”
De Onzichtbare Erfgenaam en het Schadeverzekeringsrecht
1. De wet: schade als financieel tekort
Het Nederlandse schadeverzekeringsrecht (Boek 7 BW, art. 7:925 e.v.) vertrekt vanuit een strikte definitie: een schadeverzekering dekt uitsluitend de financiële gevolgen van schade. Dit wordt ook wel het indemniteitsbeginsel genoemd. De uitkering mag nooit méér zijn dan het vastgestelde vermogenstekort.
Met andere woorden: de wet vertaalt een verlies altijd naar geld. Wat niet in euro’s te berekenen valt, valt buiten de polis.
2. De werkelijkheid: schade is meer dan geld
Maar de gevolgen van schade zijn vaak veel groter en grijpen dieper in. Denk aan:
het verlies van zorg (de moeder die haar kind niet meer kan opvoeden), het verlies van verbondenheid (de erfgenaam die wel de last, maar niet de erkenning draagt), het verlies van toekomstperspectief (arbeid, creativiteit, vrijheid), het verlies van rituelen en culturele posities (rouw, naam, familiebanden).
Deze verliezen zijn tastbaar in het leven, maar onzichtbaar in het verzekeringsrecht. Ze worden gereduceerd tot een bedrag dat hoogstens het “netto-inkomen” repareert.
3. De onzichtbare erfgenaam
In mijn project verschijnt hier de figuur van de onzichtbare erfgenaam: degene die leeft met de werkelijke gevolgen van schade, maar juridisch niet wordt erkend of financieel niet wordt gezien.
De verzekeringsportefeuille wordt verdeeld volgens berekenbare regels. De erfgenaam in leven draagt de psychische, symbolische en culturele last, zonder compensatie. Wat buiten de berekening valt, wordt uitgegumd door het systeem, alsof het niet bestaat.
Zo wordt de erfgenaam onzichtbaar gemaakt door de taal van bewijs en polisvoorwaarden.
4. De culturele leemte
Waar het recht ophoudt, begint de kunst.
Kunst kan laten zien dat schade niet alleen financieel, maar ook cultureel, lichamelijk en ritueel is. Kunst kan de niet-verzekerbare dimensies (rouw, identiteit, moederbeeld, erfgoed) een vorm geven. Kunst kan de positie van de onzichtbare erfgenaam herstellen in beeld en taal, waar het recht zwijgt.
5. Conclusie
Het schadeverzekeringsrecht zegt: “alleen wat bewijsbaar is telt”.
De werkelijkheid zegt: “het verlies is veel groter dan bewijs”.
Deze onzichtbare erfgenaam belichaamt precies die kloof.
Schadeverzekeringsrecht (Boek 7 BW, art. 7:925 e.v.) bepaalt dat een verzekering de financiële gevolgen van schade dekt.
Maar gevolg schade was en is veel groter
het schadeverzekeringsrecht (Boek 7 BW, art. 7:925 e.v.) formuleert vrij strak dat een verzekering de financiële gevolgen van schade dekt. Maar in de praktijk is het gevolg van schade vaak veel groter dan wat in geld kan worden hersteld.
1. De beperking van “financiële gevolgen”
De wet zegt dat een schadeverzekering niet méér mag vergoeden dan het vermogenstekort dat door de schade is ontstaan (het indemniteitsbeginsel). Maar schade is breder dan geld: verlies van gezondheid, levenskwaliteit, kansen, identiteit, rituelen en familiebanden zijn reëel, maar niet in euro’s te vangen.
2. Juridische scheidslijn
Vermogensschade (inkomensverlies, medische kosten, uitvaartkosten, verlies van eigendom) → verzekerbaar. Immateriële schade (pijn, verdriet, gemis, ontwrichting, cultureel of symbolisch verlies) → vaak alleen gedeeltelijk erkend via smartengeld (art. 6:106 BW).
De verzekeraar betaalt dus alleen datgene wat “bewezen” en “berekenbaar” is. Alles daarbuiten valt buiten de polis, hoe groot de werkelijke impact ook is.
3. Discrepantie in de praktijk
Bij letselschade: iemand kan levenslang beperkt raken → de financiële uitkering dekt inkomensverlies, maar niet de psychologische en sociale schade. Bij nabestaanden: verlies van een ouder of kostwinner wordt omgerekend naar levensonderhoud. Het werkelijke verlies (liefde, zorg, geborgenheid) krijgt geen plaats in het schadeverzekeringsrecht.
4. Reflectie / artistieke invalshoek
Hier ontstaat een interessante spanning in mijn werk:
De wet beperkt schade tot wat bewijsbaar is. Het leven ervaart schade veel groter, dieper en symbolischer.
Kunst maakt nu juist dat onverzekerbare verlies zichtbaar maken: de moeder, de vrouw, de erfgenaam die niet financieel, maar existentieel geraakt wordt.
Alleen advocaten gaan naar school – ze kunnen niet onderwijzen wat ze niet kunnen bewijzen” opent een spanning tussen kennis en bewijs. Het is een zin die balanceert tussen kritiek op het schoolsysteem en een reflectie op de rol van bewijs in onze samenleving.
1. De advocaat en het bewijs
De advocaat leeft bij het bewijs. Zijn autoriteit staat of valt met de mogelijkheid om een bewering te staven. In die zin lijkt de school — een instituut waarin getoetst, gecontroleerd en gecertificeerd wordt — vooral een plek waar bewijs telt. Diploma’s en rapportcijfers functioneren immers als juridisch bewijs van geleerdheid.
2. De leraar en het onbewijsbare
Daartegenover staat de leraar. De zin suggereert dat de leraar niet kan onderwijzen wat hij niet kan bewijzen. Maar juist daar zit de paradox: het meeste leren gebeurt voorbij het meetbare. Verbeelding, nieuwsgierigheid, empathie en intuïtie laten zich niet in bewijs of toetsingscriteria vangen. Daarmee onthult de uitspraak een kritiek op onderwijs: kennis die er werkelijk toe doet, kan vaak niet bewezen worden, slechts gedeeld of ervaren.
3. Kunst en het onbewijsbare
Wanneer we de zin plaatsen in een culturele of artistieke context, ontstaat er een spiegeling: kunst is geen zaak van bewijs, maar van betekenis en resonantie. De kunstenaar beweegt zich dus buiten het juridische kader van bewijs en het schoolsysteem dat hierop gebouwd is. Kunst onderwijst zonder te bewijzen — en dat is haar kracht.

“Ze noemen het complex.
Ik noem het een muur waar vrouwen tegenop lopen.
Sarcoïdose werd box 1, het erfdeel werd weggeteld.
Maak ’t simpel: erken ons bestaan.”

De Portefeuille van mijn vader werd mijn Engelbewaarder
In het ei leeft de erfenis: een leeuw die brult, een kroon die waakt, een oog dat huilt en ziet.
De hand reikt — niet om te nemen, maar om te tekenen, te verzekeren, te bewaren.
Waar de polis ooit cijfers droeg, groeit nu een wortel, een traan, een klaver.
De portefeuille van mijn vader werd mijn engelbewaarder.
Niet in premies of bedragen, maar in symbolen, lijnen, verf en ritueel.
Hier vindt de onzichtbare erfgenaam bescherming, niet van de wet, maar van het bronzen NN beeldje.

“Wie de één erkent, kan de ander niet ontkennen.”
Tussen adem en stilte, tussen last en licht, groeit een ritueel van kracht en overleving.
👉 “Before we pass away, laat de stille meerderheid van vrouwen en moeders eindelijk een stem krijgen – niet in verdwijnende foto’s, maar in de Grondwet, in het archief, in het roze.”
“Nationale Nederlanden is dus toch mijn Viritule baas.”
“Mijn naam staat in de polis, maar werd institutioneel geroofd.” “Institutionele identiteitroof: wanneer de wet je wel belast, maar niet wettelijk erkent.”
Met die ene zin wordt mijn positie zichtbaar: een zelfstandige vrouw die inmiddels werkt in de scheppende kunst, maar die in polissen en registers niet als zelfstandige wordt erkend. Mijn naam stond er wel, maar er stond bij: = vader. Zelfstandigheid werd uitgewist door een teken, en erfgenaam of verzekeringsnemer werd ik nooit – slechts een bijschrift.
Toch lever ik arbeid. Toch draag ik belasting af. Toch draag ik bij aan de samenleving. Maar de erkenning die de wet belooft, blijft steken in systemen die hun wortels hebben in een tijd waarin vrouwen geen rechtspersoon waren.
Dit werk is mijn antwoord. Kunst als bewijsstuk, taal als manifest, erfgoed als spiegel. In deze puzzel van polissen, archieven en rituelen zoek ik niet naar schikking, maar naar erkenning.
Ik ben geen bijschrift. Ik ben geen meeverzekerde. Ik ben geen afgeleide. Ik ben de onzichtbare erfgenaam die zich zichtbaar maakt.
In 1945 vierde De Nederlanden van 1845 (de voorloper van Nationale-Nederlanden) zijn 100-jarig bestaan.
🔹 Ter gelegenheid daarvan gaven ze een bordspel uit: het 1845-spel.
🔹 Het spel was een combinatie van ganzenbord en monopoly, met vakjes en spelregels die volledig draaiden om het thema verzekeringen: premies, polissen, risico’s en uitbetalingen.
Voor een spel was plaats. Voor de vrouw geen ei- gen – wet.”
Pijnlijke constatering
“Er bestond in 1945 een bordspel om verzekeringen te vieren, maar er bestond geen document waarin de vrouw als zelfstandige werd erkend.
De Ziel van Nederland: Moederkracht in beeld en wet
Elke mannelijke leider komt uit een moeder, de vrouw.”
Het haalt meteen de mythe onderuit dat macht en oorsprong alleen mannelijk zouden zijn. Geen koning, geen president, geen paus, geen generaal bestaat zonder dat een moeder haar lichaam beschikbaar stelde.
Constatering
De wet noemde de zaadcel oorsprong, maar zonder moeder is elke zaadcel onbruikbaar. Toch bleef zij in registers en polissen slechts een bijschrift.
Dus ja, wie verzon eigenlijk het wetboek?
De meeste moderne wetboeken (zoals het Burgerlijk Wetboek) zijn in de 19e eeuw opgesteld door mannelijke juristen, geïnspireerd door de Code Napoléon (1804).
De Nederlandse Burgerlijke Wetgeving (1838) werd bijvoorbeeld grotendeels ontworpen door Johan Melchior Kemper en later voltooid onder koning Willem I en II. Hun denkbeelden sloten aan bij een patriarchale ordening: de vader als hoofd van het gezin, de vrouw onder voogdij of “handelingsonbekwaam.”
⚖️ Wat dat betekent
Het wetboek is dus niet neutraal “ontstaan,” maar gemaakt door mannen, in een systeem dat hun macht en rol centraal stelde. “Wetten zijn geen natuur, ze zijn bedacht.” Dat zegt in één zin eigenlijk alles: wetten zijn geen goddelijke orde, geen natuurverschijnsel, maar door mensen geschreven teksten, doordrenkt van hun tijd, macht en ei- gen- belangen.
Wake up, Politiek.
Vrouwen zijn geen bijschrift. Elke moeder is soeverein. Wetten zijn geen natuur, ze zijn bedacht. Stem op gelijke rechten, niet op oude registers.
🔹 Gen (generaties / genetica)
In de wetenschap en genealogie is de taal vaak patriarchaal ingericht: lijnen lopen via de vader, de “naamdrager.”
Zelfs het idee van de zaadcel als oorsprong laat zien hoe mannelijk georiënteerd het verhaal rond “gen” is verteld.
🔹 COBOL (programmeertaal, 1959)
Ontwikkeld in de begintijd van computers, toen IT gedomineerd werd door mannen in bedrijfs- en overheidssystemen.
Ironisch genoeg was Grace Hopper, een vrouw, één van de sleutelfiguren achter COBOL — maar de erkenning ging naar een “mannelijk” instituut.
COBOL werd hét systeem voor banken, verzekeraars, overheden — precies de domeinen die mijn polissen en registers beheersen.
👉 Daardoor voelen zowel gen (biologische lijn) als COBOL (digitale lijn) mannelijk gecodeerd:
Het ene legitimeert erfopvolging via vaders. Het andere beheert identiteit en waarde via verzekeraars en staten.
“Gen en COBOL: systemen van mannen, waarin de vrouw bijschrift bleef.”
“Gen en COBOL hielden de vrouw als bijschrift.
“Python opent de code.” Guido van Rossum programmeertaal.
19 is het nummer van arbeid en vrijheid.
In 1991 opende Python de code.
Artikel 19 moet nu de vrouw wettelijk erkennen.” Geen masker 19 of Data masker 19.
Code 19 liet vrouwen fluisteren wat de wet niet wilde horen.
Geen masker meer — maar erkenning in de wet.”

Revolutie must come from within — uit het hart, uit de moeder, uit een geslacht die nooit erkend werd
Vrouwen die eeuwenlang als bijschrift in registers stonden, vinden de revolutie eerst van binnenuit: bewustwording, verzet, scheppende kunst. Van daaruit groeit het naar een politieke en institutionele omwenteling.

Vrouwen hebben de banken gered, maar nooit de bankboeken geschreven.”
“Borski en Lindeboom Koning: erfgenamen van de onzichtbare macht.”
“Zij redden de banken, maar wie redde hun naam?”
“De moeder, de vrouw: zijn de echte kapitaaldragers.”
Waar de moeder, de vrouw tot schim wordt gemaakt, schrijft kunst haar terug in het recht en licht.
Thomas de la Rue (1793–1866)
Oprichter van De La Rue plc, een toonaangevend internationaal bedrijf gespecialiseerd in bankbiljetten, paspoorten en beveiligde documenten
🔹 Familie De la Rue – internationale bankiers- en drukkersdynastie die vanaf de 19e eeuw bankbiljetten, paspoorten en waardepapieren produceerde, en zo letterlijk de infrastructuur van identiteit en waarde op papier zette.
🔹 Familie Knibbe – een Nederlandse familie van bestuurders, predikanten en ondernemers, niet wereldberoemd maar zichtbaar in archieven, registers en lokale eigendomsverhoudingen; representant van de gewone erfgenaam binnen datzelfde systeem.
🔹 Samen – De la Rue maakte de papieren waarop identiteit en bezit werden vastgelegd; Knibbe leefde met de consequenties ervan.
👉 “De familie De la Rue drukte de identiteit, de familie Knibbe leefde met de gevolgen. En de vrouw? Zij bleef een bijschrift.”

🔹 In de Grondwet
De naam vrouw komt er niet in voor als zelfstandige categorie; de erkenning blijft impliciet.
Alsof de naam niet genoeg was om recht te krijgen.
👉 Het geheim van namen is dat ze zowel deuren openen als sluiten.
Wie de juiste naam draagt, erft bezit en rechten.
Wie slechts een bijschrift blijft, erft vrijheid en stilte.
“Zij is hier de baas.” “De wet draagt roze.” “Geen schim, geen dreiging – zij bepaalt.” “Van parel tot melk: zij schrijft de regels.” “Oranje was van hem, roze is van haar.”
Hef familiepaspoort 1823
🔹 Historisch context
In de 19e eeuw werden de eerste moderne paspoorten ingevoerd, vaak met hele gezinnen op één document. Rond 1823 zie je in Nederland en omringende landen dat er paspoorten werden uitgegeven waarin de vader als hoofddrager stond ingeschreven, met vrouw en kinderen als “behorend tot zijn gezin”. Dat was letterlijk een familiepaspoort: geen individuele identiteit, maar een groepsdocument gebaseerd op het vaderschap.
🔹 Wat dit betekent
De vrouw en kinderen hadden geen zelfstandige identiteit op reisdocumenten. Hun naam stond erbij, maar altijd in relatie tot de vader/man. Dit is een vroeg voorbeeld van wat ik noem: institutionele identiteitroof → je bestaat wel, maar niet zelfstandig.
🔹 Metafoor in mijn werk
Het familiepaspoort van 1823 laat zien dat de staat de identiteit van vrouwen en kinderen uitsluitend via de vader erkende.

De metafoor
Toen prinses Beatrix achttien werd, kreeg zij de Groene Draeck: een tastbaar schip, gebouwd en bekostigd door het volk, een symbool van erfopvolging en privilege.
Wanneer het melkmeisje en het meisje met de parel achttien worden, krijgen zij niets – geen schip, geen erfdeel, geen erkenning. Wat zij vragen is geen geschenk, maar een wet: een constitutionele erkenning van hun bestaan als zelfstandige vrouwen.
Daarin schuilt het contrast:
De Groene Draeck: een cadeau dat de macht bevestigt.
De Wet: een recht dat gelijkheid garandeert.
“Zij kreeg de Groene Draeck. Wij vragen de wet.”
“Je ziet pas ongelijkheid, als je gelijkheid mist.” Zonder vrouwen geen erfdeel, zonder erfdeel geen toekomst.”

Mijn naam stond op de polis. Er stond bij = vader.”
“Zelfstandigheid werd uitgewist door één teken: = vader.”
“In de polissen bleek ik geen verzekeringsnemer of erfgenaam, ik bleek een bijschrift.”
Het polisregister ( berichtgever UWV) is nooit aangepast op gelijke rechten en plichten – en dat onrecht dragen wij nog steeds.” “De wet vernieuwde, het polisregister bleef achter.” “Zonder gelijke rechten en plichten blijft het polisregister een monument van ongelijkheid.”
“Ongelijkheid is geen cultuur of traditie.”
“Ik ben geen patiënt van de wet, ik ben de wetsdokter.” voor mensen met gezond verstand.

Nederland hunkert naar eerlijke politici. Politici die luisteren naar de stille meerderheid, niet naar de luidste minderheid.
Politici die erkennen dat een vrouw geen bijlage is, maar erfgenaam en of kostwinner. Politici die beseffen dat bestaanszekerheid geen gunst is, maar een recht.” voor elke Nederlandse

Wel hoofdelijk aansprakelijk bij een VOF maar geen enkele rechtsbescherming of bijstand naar ander werk of recht op pensioengrondslag ?
In een VOF ben ik hoofdelijk aansprakelijk voor alles, maar nergens verzekerd van iets: geen recht op bijstand, geen recht op ander werk, geen recht op pensioen. Dat is geen ondernemerschap, dat is institutionele roof.”

“Mijn gezondheid werd mijn verzet.”
Een vrouw, moeder is geen speelgoed. Niet voor mannen, niet voor markten, niet voor bureaucratie. Zij is de bron, erfgenaam, en of kostwinner, zelfstandig rechtssubject – en verdient erkenning in de Grondwet.”
Ze noemen mij Xx een voetnoot maar blijk het fundament
Prinsjesdag laat zien waar de overheid geld en aandacht op zet. Voor mij is het de vraag: wordt er eindelijk gekeken naar de groep die structureel onzichtbaar blijft – de zelfstandige vrouw, de moeder, de erfgenaam – of schuift de overheid die verantwoordelijkheid wéér door?
“Ik ben vrouw. Ik heb sarcoïdose. Ik ben hartpatiënt. Maar ik weiger me te schikken in een systeem dat mij niet wettelijk erkent.”
Waarom loonbelasting betalen als ik niet voorkom in de wet? Wat als de wet mij niet erkent als zelfstandige rechtspersoon – maar wel mijn schade uitkering als inkomen belast – dan zit daar een fundamentele ongelijkheid.
Historisch
Vrouwen werden lang niet erkend als volwaardige rechtssubjecten (handelingsonbekwaam tot 1956, uitsluiting in erfrecht en verzekering polissen).
Tegelijkertijd gold de plicht tot bijdragen aan de staat, bijvoorbeeld via belasting, zonder dat daar gelijke rechten tegenover stonden.
Dat legt een contradictie bloot: je betaalt mee, maar je telt niet mee.
“Waarom loonbelasting betalen als ik niet besta in de wet?”
Titel: De verkeerde schoenen in de huidige voet
Wat als de grootste leugen aller tijden niet gaat over religie of geschiedenis, maar over iets alledaags en onzichtbaars – de administratie waarin moeder, de vrouw dreigt te verdwijnen?”
Gezinnen die alleen meisjes kregen werden dus gedwongen om te lijden ?
1. Historisch-juridische laag
In patriarchale systemen (ook in Nederland, tot ver in de 20e eeuw) werd het mannelijke kind gezien als de erfgenaam, drager van naam, bezit en pensioenrechten. Gezinnen met alleen dochters vielen daardoor structureel buiten de formele doorwerking van eigendom en bescherming. Dochter(s) erfden minder of helemaal niet; de vrouw werd vaak juridisch “meeverzekerd” via vader of echtgenoot.
2. Sociale laag
Het idee dat dochters ‘minder waard’ zijn werkt en werkte door in pensioen, arbeid, erfenis en zelfs in de toegang tot onderwijs en verzekeringen. Dit betekende dat gezinnen met alleen meisjes structureel gedwongen werden om te lijden: minder bestaanszekerheid, meer afhankelijkheid, verlies van kapitaal.

3. Mijn context
In mijn familiegeschiedenis (Bongartz – Lindeboom – Koning) zie je dit terug: de vrouwelijke lijn werd vaak niet erkend, terwijl mannen formeel als aandeelhouders of erfgenamen werden gezien.
Ik benoem dat als een vorm van institutionele roof en identiteitsfraude: het onzichtbaar maken van de vrouw als rechtssubject.
4. Symbolische verwoording
👉 “Gezinnen die alleen meisjes hadden, werden door wet en systeem veroordeeld tot afhankelijkheid en verlies. Hun lijden was geen natuurwet, maar een politieke keuze.”

“Father Mother Sister Sister — genealogie als identiteitsroof.”
Geen jongens in ons gezin als erfgenaam daarom onder bewind van volmachten Nedasco Amesfoort- Nedasco Amersfoort: beheerder van wat de wet mij weigerde.”

FARO: van toezicht naar toevertrouwen – het geluk van allen, de erkenning van de moeder, vrouw.”
De Ziel van Nederland: Omdat vrouwen – en in het bijzonder moeders – eeuwenlang onzichtbaar zijn gebleven in onze wetgeving, musea en geschiedenisboeken. Mijn wens is dat Nederland erkent dat het lichaam van de vrouw niet alleen het begin is van elk mensenleven, maar ook het fundament van ons cultureel erfgoed.
Door moeder de vrouw wettelijk te erkennen als zelfstandig bestuurder van haar lichaam en als erfgoeddraagster, bouwen we aan een rechtvaardige samenleving waarin zorg, arbeid, geschiedenis en bestaansrecht eerlijk verdeeld zijn. Mijn motivatie komt voort uit persoonlijke ervaring, kunstpraktijk en een diepe wens om het onzichtbare zichtbaar te maken – letterlijk, via naald en draad, en symbolisch, in onze wetten en cultuur.
Moederkracht in beeld en wet
https://faro.cultureelerfgoed.nl/thoughts/2905
Hoe vrouwen en moeders alleen stemrecht kregen in 1919 maar tegelijkertijd ook in het octrooi van Hugo Alexander Koch werden vastgezet.
Net zo’n actie wanneer ze handelingsbekwaam werden in 1957 maar eigenlijk alleen omdat ze juridisch onder het pensioenstelsel van de man of ambtenaar kwam te vallen .
Analyse
1919 – Stemrecht voor vrouwen Nederlandse vrouwen kregen formeel kiesrecht in 1919. Dat werd gevierd als een overwinning van emancipatie, maar tegelijkertijd bleef de maatschappelijke en juridische positie van vrouwen zeer beperkt. Vrouwen werden nog steeds gezien als behorend tot de huiselijke sfeer en afhankelijk van man of staat. Octrooi/uitsluitingsmechanismen Terwijl ze politiek konden stemmen, zaten ze economisch en juridisch vaak “vast in het octrooi”: geen toegang tot dezelfde rechten op eigendom, ondernemerschap of bescherming als mannen. Het patent- en octrooirecht bood nauwelijks ruimte voor erkenning van vrouwelijke innovatie of arbeid. Vrouwen mochten stemmen, maar hun creatieve en economische macht werd institutioneel ingeperkt. 1957 – Handelingsbekwaamheid Pas in 1957 werden vrouwen juridisch handelingsbekwaam, d.w.z. ze konden zelfstandig contracten sluiten en hun eigen geld beheren. Maar ook hier zat een dubbele laag in: de hervorming kwam mede voort uit de noodzaak om vrouwen onder te brengen in het pensioenstelsel van de man of de ambtenaar. Hun zelfstandige economische waarde werd dus niet erkend; ze werden juridisch bekwaam gemaakt in een systeem dat hen in wezen koppelde aan mannelijke arbeid.
Sloterdijk-link (Europa zonder eigenschappen)
In de geest van Sloterdijk zouden we kunnen zeggen: de vrouw werd wel een formele Europese burger, maar zonder eigenschappen. Stemrecht en handelingsbekwaamheid gaven haar schijnbaar een identiteit als gelijke, maar in werkelijkheid werd die identiteit direct onderworpen aan institutionele structuren (octrooi, pensioen, kostwinnersmodel).
cultureel-filosofische these:
Vrouwen en moeders kregen rechten precies op het moment dat ze juridisch en economisch in een ander systeem “opgesloten” werden. Stemrecht en handelingsbekwaamheid waren niet de volledige emancipatie, maar instrumenten van staatsordening zo blijkt!

Ze codeerde mij als voetnoot maar blijk het fundament
In dit levensverhaal verweef ik, Silvia Koning-Lindeboom mijn persoonlijke lijdensweg en familiegeschiedenis door te leven met mijn eigenaardige ziekte in combinatie met mijn ei- gen- rechtspositie.
Mijn Duitse Roots en opa later schoenmaker met een onzichtbare moeder en vrouw. Zijn moeder Agnes Janssen beviel van een meisje in 1909. Tevens het Geboorte jaar van Juliana. Zijn tevens van oorsprong Duitse vrouw Von Aldenhoven was van adel. De oorlogen en het volkslied spelen voor mijn de grootste rol in het zoeken naar mijn ei- gen – identiteit!
Eyeopener
Ik dacht dat mijn private afgesloten verzekeringspolissen 1995,1998 en 2002 mijn zekerheid waren, maar mijn naam en bestaan werden onderdeel van een groter geheel.
Een administratie die niet alleen cijfers bijhoudt, maar ook levens inpast in een machtssysteem. Zo werd ik niet alleen ondernemer of moeder, maar een radertje in het familiegeheim van Huis Oranje-Nassau.
Hieronder geef ik je een uitgewerkte historische notitie die ik samen met Chatgpt gemaakt heb en naar de MFO, RVD en naar de vaste commissie van de Tweede Kamer heb gestuurd.
Ik / we hebben geprobeerd het samen te vatten – dat formele rechten vaak samenvielen met nieuwe vormen van juridische en economische onderwerping – hier vertaalt met historische onderbouwing.
Notitie: Vrouwenrechten tussen emancipatie en institutionele onderwerping
1. Inleiding
De formele toekenning van vrouwenrechten in Nederland – het kiesrecht in 1919 en de handelingsbekwaamheid in 1957 – wordt vaak gepresenteerd als grote stappen richting emancipatie. Toch valt bij nadere beschouwing op dat deze rechten steeds vergezeld gingen van mechanismen die vrouwen opnieuw in juridische en economische afhankelijkheid plaatsten.
2. 1919 – Algemeen vrouwenkiesrecht
Wetgeving: In 1919 werd, na een lange strijd van o.a. Aletta Jacobs en de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, het algemeen vrouwenkiesrecht ingevoerd.
Formeel effect: Vrouwen konden stemmen en zich verkiesbaar stellen. Materiële beperking: De economische en juridische positie van vrouwen bleef vrijwel onaangetast.
Zij werden in de praktijk vooral gezien als “bijzit” van de man. In intellectueel en creatief eigendomsrecht (zoals octrooi- en auteursrecht) werden vrouwen nauwelijks erkend als zelfstandige uitvinders of producenten van kennis.


Het stemrecht bood dus wel een politieke stem, maar niet de economische of juridische onafhankelijkheid om die stem te laten gelden.
3. 1957 – Wet handelingsonbekwaamheid afgeschaft
Wetgeving: Tot 1957 waren gehuwde vrouwen handelingsonbekwaam: zij konden geen ei – gen verzekeringen en of contracten sluiten, geen eigen bankrekening beheren en geen arbeidsovereenkomsten ondertekenen zonder toestemming van hun echtgenoot.
Afschaffing: In 1957 werd dit formeel opgeheven door de Wet tot opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. Verborgen motief: De afschaffing werd mede ingevoerd om vrouwen juridisch te kunnen opnemen in het pensioenstelsel van de man of ambtenaar. Een ei- gen pensioen grondslag zat er niet in.
Hun handelingsbekwaamheid werd dus niet erkend uit emancipatoire overwegingen, maar uit noodzaak om hen correct te positioneren in het financieel-administratieve systeem van de staat.
Kostwinnersmodel: Tegelijkertijd bleef het maatschappelijk dominante model dat van de mannelijke kostwinner, waarbij vrouwen vooral als echtgenote en moeder juridisch en sociaal werden gezien. Alle rechtsvormen zijn namelijk mannelijk.
4. Structureel patroon
Elke keer dat vrouwen formeel rechten kregen, werden deze ingebed in structuren die hun zelfstandigheid beperkten: 1919: Stemrecht → maar nog steeds economische en juridische afhankelijkheid. 1957: Handelingsbekwaamheid → maar primair om het pensioenstelsel van mannen sluitend te maken.
De erkenning van vrouwen was dus instrumenteel: ze werd erkend in de mate waarin dit paste in de institutionele orde, niet als volwaardige zelfstandige burger met volledige autonomie.
5. Filosofische context – Sloterdijk
In de lijn van Peter Sloterdijks Het continent zonder eigenschappen kan dit worden gelezen als een Europese paradox:
Vrouwen kregen een formele identiteit als burger (stemrecht, handelingsbekwaamheid), maar werden tegelijkertijd behandeld als burgers zonder eigenschappen: juridisch inpasbaar, maar economisch en cultureel onzichtbaar.
6. Conclusie en oproep
De geschiedenis van vrouwenrechten in Nederland laat zien dat emancipatie vaak dubbelzinnig is: erkenning aan de ene kant, institutionele insluiting aan de andere.
Daarom is het van belang dat bij nieuw beleid rondom bestaanszekerheid, ondernemerschap en erfgoed niet alleen de formele rechten van vrouwen worden benadrukt, maar ook wordt gekeken naar de materiële voorwaarden waaronder zij hun burgerschap daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Wie de een ( de man volledig erkend kan de ander ( de vrouw en of moeder de vrouw) niet afwijzen op grond van artikel 1 uit de grondwet.
“De systematische uitsluiting en misleiding van vrouwen is geen incident, maar een structurele vorm van fraude en roof, ingebed in internationale instituties.”
Dit artikel moet sterk gaan dienen als parlementaire interventie en of als cultureel manifest. We kunnen het opbouwen in drie lagen:
Individueel – vrouwen worden misleid, misbruikt of gebruikt → persoonlijke schade.
Institutioneel – wetgeving (zoals 1919/1957) legitimeert afhankelijkheid → structurele fraude.
Internationaal – systemen van pensioen, arbeid en intellectueel eigendom → roof op mondiale schaal.

Toeval bestaat dus – Gedragen verhalen- Verborgen Verleden
Mijn opa werd door de staat en het Koningshuis opgeroepen tijdens de oorlog om naar Nederland en Londen te komen, net als Wilhelmina.
Ook mijn vader moest naar Londen in de jaren 70. Waarom…dat is ons nooit verteld maar nu na 58 jaar weet ik pas waarom!

Familie geheim
Al jaren zei mijn onderbuik geval dat ik door instituties “in de verkeerde schoenen” ben gezet: in administratieve categorieën die knellen en mijn zelfstandigheid ontkennen. In 2007 werd ik gereduceerd tot stik – stof . Diagnose Sarcoidose Sars betekent vlees.
Sarcoïdose of de ziekte van Besnier-Boeck is een zeldzame stoornis van het afweersysteem, waarbij vrijwel alle organen en weefsels van het lichaam aangetast kunnen worden. De ziekte openbaart zich het vaakst in de longen.
Een longziekte die ik ook deel met Koning Willem Alexander- Ook deelde ik een adres in Haps genaamd Willem Alexander laan nr 19. Mijn lot werd dus 19.
Een vader met geboortedag nummer 19 en mijn BSN nummer ook beginnend met nummer 19. Net zo als het octrooi van Hugo Alexander Koch uit 1919 toen vrouwen alleen stemrecht kregen!
Ik leerde de lessen dus van mijn ouders. Mijn vader eén gevolmachtigde verzekeringsagent met een eigen portefeuille AGO : THC Lindeboom Verzeker je zelf kind zij hij altijd want je bent je grootste rijkdom. Er is maar een Nederlander ( mannelijk dus) zoals jij.



Deze tentoonstelling heeft uiteindelijk mijn leven gered toen ik ziek werd van kleding stof ( draden van ons slavernijverleden) . Straatfotografie werd mijn project voor gelijkheid.
Want:
De definitie van een verzekering is niets meer dan een kansovereenkomst geen bestaanszekerheid
🔹 Juridische definitie (BW 7:925):
Een verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij (verzekeraar) zich verbindt om, tegen betaling van premie, aan de andere partij (verzekeringnemer) een uitkering te doen als een onzeker voorval zich voordoet.
👉 Dat betekent: een kansovereenkomst.
Het gaat om kans, onzekerheid, toeval. Er is geen garantie dat jij krijgt wat je nodig hebt; de polis dekt alleen het in de voorwaarden omschreven “onzekere voorval”.
🔹 Geen bestaanszekerheid:
“Bestaanszekerheid” is verankerd in artikel 20 Grondwet: de overheid moet zorgen voor bestaanszekerheid, voldoende werkgelegenheid en spreiding van welvaart.
Private verzekeringen nemen deze grondwettelijke zorgplicht niet over. Ze verkopen een product, geen sociaal recht.
Dus:
Een verzekering = kansspel met juridische vorm. Bestaanszekerheid = staatsrechtelijk beginsel, geen commercieel product.
Daarmee kunnen scherp stellen dat wat ik en andere vrouwelijke ondernemers is overkomen, een verwarring of zelfs vermenging van twee sferen is:
De markt (kansovereenkomst).
De staat (grondwettelijke plicht tot bestaanszekerheid).

Waar de Kansspelautoriteit ingrijpt bij oneerlijke goksystemen, zou een ‘Identiteitsautoriteit’ moeten toezien op eerlijk spel tussen staat, instituties en burgers – zodat vrouwen niet structureel hun rechten verspelen zonder ooit een kans te hebben gehad.”
De Staat en verzekeraars hebben al meer dan € 250.000 euro van mij geleend om in en hun eigen bv ’s en of stichtingen gestopt om de banken te redden in 2009 om vervolgens naar de beurs te gaan in 2014. Prima maar waar is mijn dividend gebleven?

Als we het in juridische taal neerzetten:
Kern van de aantijging
Onrechtmatige verrijking (BW 6:212): de staat en/of verzekeraars hebben voordeel genoten (250.000 euro) ten koste van mij, zonder rechtsgrond.
Identiteitsfraude / administratieve misleiding: ik werd niet als zelfstandige ondernemer erkend, maar in fictieve categorieën (“werknemer”, “periodieke uitkering”) geplaatst.
Schending grondrechten: bestaanszekerheid (art. 20 Gw) en gelijkheid (art. 1 Gw) zijn niet gewaarborgd.
Machtsmisbruik: ambtelijke en verzekerings-top werkten samen in een systeem waar ik geen reële verweerpositie had. Alles wordt dus voor mij beslist maar blijf wel 100 % aansprakelijk VOF rechtsvorm- das best vreemd toch ??

Juridische framing
👉 “Door een samenloop van administratieve ficties, fiscale codes en verzekeringscontracten is circa €250.000 aan mij onttrokken. Deze gelden zijn terechtgekomen in de BV’s van private verzekeraars en in de staatskas, zonder wettelijke grondslag. Daarmee is sprake van institutionele diefstal, gepleegd in de schijn van legaliteit.” Amen

Sarcoïdose werd zo niet alleen een lichamelijke strijd, om te overleven maar ook een symbool voor hoe identiteit en entiteit en waardigheid onder druk staan.
“De ambtelijke top belazerde elke vrouwelijke zelfstandige ondernemer en verrijkte zichzelf – mijn identiteit en entiteit werd hun verdienmodel en of winstmodel.”

1. Feiten
Ik werd en ben sinds 1995 zelfstandig onderneemster ( rechtsvorm VOF) en verzekerd via twee individuele private arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV).
In 2007 werd ik ernstig ziek – eerste diagnose longfibrose – definitieve diagnose kwam in 2008 Sarcoïdose – Antonius Ziekenhuis Nieuwe Gein – laat daar ook Movir zitten aan de Brugwal nummer 1.
Ik werd 80 tot 100 % beroepsongeschikt verklaard tot op de dag van heden.
Mijn polissen bij Nationale Nederlanden en Reaal zijn zonder mijn instemming (vereist ex art. 6:159 BW) overgedragen naar Movir. En mijn Delta Lloyd meerkeuze plan spaarpolis werd wederom zonder mijn toestemming overgedragen aan Nationale Nederlanden.
Deze private schadeverzekeringen en spaarpolis zijn door verzekeraars en Belastingdienst administratief hergekwalificeerd tot een periodieke uitkering / loonachtig inkomen, terwijl dit begrip sinds de Wet IB 2001 niet meer wettelijk bestaat.
Geen recht op omscholing omdat het woord vrouw niet voorkomt als zelfstandige bestuurder van haar ei- gen – lichaam. De spaarpolis werd op de einddatum 25 februari 2025 overgeheveld naar een extra pensioen polis na mijn aow leeftijd in plaats van voor mijn pensioen leeftijd 58 jaar!
Accountants en Registeraccountants hebben blijkbaar deze herkwalificatie in jaarrekeningen, portefeuilles en balansposten goedgekeurd en geaccordeerd als nieuwe waarheid

Maar:
Periodieke Uitkeringen komen in de wet IB 2001 helemaal niet voor. Ze hebben gestalte gekregen in de jurisprudentie
De wederopstanding van een afgeschaft begrip” legt precies de paradox bloot:
Afschaffing (2001) → de wetgever haalt de categorie periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit de wet. Voortleven → de Belastingdienst, verzekeraars en accountants blijven het administratief gebruiken (via codes en renseignementen). Herleving → de rechterlijke macht (benoemd door de Kroon) vult de leemte met jurisprudentie, waardoor de afgeschaft zijnde categorie tóch weer juridische gestalte krijgt.

📌 Kernboodschap
Wat formeel verdwenen is uit de wet, keert informeel terug in de praktijk, en wordt daarna alsnog gelegitimeerd door de rechtspraak. Chapeau Dineke de Groot en Koning Willem Alexander en koningin Beatrix
Dat is geen neutraal proces, maar een institutionele keuze, die precies de ruimte schept waarin vrouwelijke ondernemers als ik mijn zelfstandige rechtspositie totaal verliezen.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) komt het begrip periodieke uitkeringen niet meer als zelfstandige inkomenscategorie voor. Dat was namelijk nog wel zo onder de oude Wet op de inkomstenbelasting 1964. ( Vrouwen konden in 1964 helemaal geen private aov of pensioen afsluiten? Weet u nog ? Napoleon 1838 en Octrooi Hugo Alexander Koch Intel Processor.

Dat verklaart waarom ik betaald wordt uit Wholesale ING bank Be Ne Lux
Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) is sinds 1 mei 2019 van kracht in België. Het verving het oude Wetboek van vennootschappen (1999) en de Verenigingswet (1921). Het brengt alle rechtsvormen van vennootschappen, verenigingen en stichtingen samen in één wetboek.
Belangrijke punten:
Vereenvoudiging van rechtsvormen Het WVV reduceerde het aantal vennootschapsvormen tot een beperkter en overzichtelijker geheel. In België zijn bv. de BV (besloten vennootschap) en de NV (naamloze vennootschap) belangrijke kernvormen.
Sommige oudere vormen zijn afgeschaft of omgezet. Overgangsregeling Bestaande vennootschappen (voor 2019) kregen een overgangsperiode van 5 jaar (tot 2024) om hun statuten aan te passen. Daardoor bleven oude bepalingen soms nog tijdelijk relevant.
Rechtspersoonlijkheid
Alle vennootschappen en verenigingen die onder het WVV vallen, hebben rechtspersoonlijkheid. Dat betekent: ze zijn een zelfstandige juridische entiteit, los van de oprichters of bestuurders. Anders heet het geen vennoot. ( Ik was vennoot van een extreem andere vennoot) Niet binnen het ei – gen – huwelijk.
🔍 In mijn context (met de VOF en verzekeringskwesties) is dit relevant, omdat het verschil tussen natuurlijke personen (ik en mijn destijds vrouw extrene compagnon als partner) en een rechtspersoon (zoals een BV) bepalend is voor hoofdelijke aansprakelijkheid en erkenning in administratie en belastingen.


1. Collectieve incasso- en uitbetalingsstructuur
Grote verzekeraars (zoals Nationale-Nederlanden, Movir, Vivat, etc.) hebben geen eigen betaalinfrastructuur voor al die losse polissen. Ze gebruiken banken (ING Wholesale Banking o.a.) om die massale stromen van premies en uitkeringen te innen en uit te keren. Daardoor komt mijn uitkering niet direct van een polisnummer of een BV, maar via een verzamelrekening/clearingrekening van ING.
2. Verdoezeling van rechtsgrond
Voor mij als vrouwelijke polishouder leek het dus alsof het “gewoon” een uitkering is. Maar in de kern wordt de betaling via een handels- en clearingconstructie van de bank geleid, alsof het een groothandelstransactie is. Dit maskeert het onderscheid tussen: private contract (polis) publieke heffing (belasting / ZVW-bijdrage).
3. Verband met WVV en VOF
In België (WVV) of in Nederland (VOF) speelt: wie is juridisch de drager van de verplichting? Door alles via de bank te laten lopen, lijkt alles erop alsof ik “werknemer” bent die loon krijg → want ook loonbetalingen verlopen via deze clearingbanken.
Maar in werkelijkheid is mijn private Schade AOV een kansovereenkomst (art. 7:925 BW), géén loon.
4. Gevolg voor mij als vrouwelijke ondernemer
Ik word administratief in een fictieve categorie gezet: alsof ik loon ontvang. Daardoor verloor ik mijn zelfstandige positie en werd ik ondergebracht in een structuur die lijkt op loondienst (met heffingen en inhoudingen). Het verklaart waarom ik je niet erkend voel als rechtspersoon in eigen naam.
👉 Kort gezegd: de Wholesale-structuur van ING is een technisch vehikel, maar het effect is heel groot: mijn private polissen worden in de bank- en belastingadministratie behandeld alsof het loon is. Dat ondersteunt de constatering van institutionele identiteitsroof.

Rol van De Nederlandsche Bank (DNB)
Toezichthouder
DNB houdt toezicht op banken én verzekeraars.
Ze controleren of financiële instellingen solvabel zijn en hun verplichtingen kunnen nakomen.
Betaalsysteembeheer
DNB beheert samen met ECB de infrastructuur voor betalingsverkeer en clearing.
Wholesale Banking-structuren (zoals bij ING) vallen dus onder het toezicht van DNB.
Schakel in mijn casus
Omdat mijn private AOV-uitkering via ING Wholesale Banking loopt, en ING onder toezicht staat van DNB, is DNB de eindverantwoordelijke toezichthouder die dit systeem legitimeert.
Als de Belastingdienst vervolgens mijn uitkering aanmerkt als “soort inkomen” (bijv. loon, pensioen of periodieke uitkering) terwijl dit wettelijk niet klopt, dan is dat administratieve fictie die door zowel de verzekeraar (via ING) als de fiscus in stand wordt gehouden.
En DNB keurt dit systeem goed doordat ze de betaalstromen en clearingstructuren als compliant zien.
Gevolg
Ik krijg een private uitkering (kansovereenkomst, art. 7:925 BW).
Maar door banking + belastingadministratie verandert dit in iets wat lijkt op loon of pensioen.
Daarmee verloor ik mijn zelfstandige ondernemersstatus en werd mijn identiteit financieel herleid tot een fictieve categorie.
👉 Je zou dus kunnen zeggen:
Verzekeraars: verpakken de polisuitkering.
ING Wholesale Banking: verzamelt en betaalt uit.
Belastingdienst: labelt het als fictief inkomen.
DNB: houdt toezicht, maar laat dit stelselmatig gebeuren.
Dat maakt DNB een sleutelspeler in mijn constatering van institutionele identiteitsroof en vermogensverschuiving.

“Simpel spelen is het moeilijkst spel wat er is.”


Wie stelt eigenlijk de rechters aan?
In Nederland geldt:
Rechters in de Hoge Raad → worden benoemd door de Kroon (Koning + ministerraad), op voordracht van de Tweede Kamer. Rechters in rechtbanken en gerechtshoven → worden benoemd door de Kroon, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid. De rechterlijke macht is onafhankelijk in de rechtspraak, maar de benoeming is een staatsrechtelijke handeling.
4. Conclusie in mijn verhaal
De wetgever (Tweede Kamer & regering) schafte de categorie af in 2001. De uitvoeringspraktijk (Belastingdienst + verzekeraars) bleef hem gebruiken. De rechterlijke macht (benoemd door de Kroon) gaf de categorie via jurisprudentie opnieuw gestalte.
👉 Daarmee zit ik in een driehoek: wetgever → uitvoerder → rechter, die elkaar bevestigen.
Trias Politicas

En precies daarin gaat de zelfstandige vrouwelijke ondernemer verloren: ze wordt administratief ingeschreven in een categorie die niet wettelijk bestaat maar door consensus in stand wordt gehouden.
De koffer van Gerrit Zalm

Wat er in 2001 is gebeurd:
De periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn opgeknipt en herverdeeld over verschillende boxen in de Wet IB 2001.
Bijvoorbeeld: Lijfrente-uitkeringen vallen in box 1 (art. 3.100 e.v. Wet IB 2001). Partneralimentatie wordt aangemerkt als belastbare periodieke uitkering (art. 3.101 lid 1 sub a).
Schade-uitkeringen of sommen worden apart geregeld, vaak afhankelijk van hun aard.
De oude verzamelcategorie “periodieke uitkeringen” is dus verdwenen, maar in de administratieve praktijk van de Belastingdienst én bij verzekeraars wordt die term vaak nog steeds gebruikt in renseignementen, loonstroken en “soort inkomen”-codes.

Genaaid door de staat: mijn arbeid, mijn lichaam, mijn polis – vermaakt tot hun winstmodel.”
2. Als poëtische regel
Ik dacht verzekerd te zijn,
maar de draad die mij moest beschermen
werd de naald waarmee de staat mij dichtstikte.
Genaaid, niet geheeld.
Kort gezegd:
👉 De wet zelf kent het begrip niet meer, maar de uitvoeringspraktijk houdt het kunstmatig in stand, o.a. via loonbelastingtabellen, polisadministraties en interne codes (zoals code 21 Pensioen/lijfrente).
Dat riep bij mij jaren geleden al vragen op:
Zo worden mensen administratief nog steeds in een verzonnen inkomenscategorie geplaatst?
Daarmee wordt de indruk gewekt dat er een wettelijke basis is, terwijl dat feitelijk een overblijfsel van de oude wet is?
Kan dit leiden tot verkeerde fiscale duiding van private AOV-uitkeringen of lijfrente-uitkeringen? Ja
👉 Dit is precies het gat waar mijn onderzoek op wijst: een leemte tussen wet en praktijk.
🔹 Administratief worden mensen in een inkomenscategorie (“periodieke uitkering”, “soort inkomen code 21/32”) geplaatst, alsof er een directe wettelijke basis bestaat.
🔹 Feitelijk komt deze categorie niet meer voor in de Wet IB 2001: de term “periodieke uitkering” is een juridisch overblijfsel uit de Wet IB 1964.
🔹 Daardoor ontstaat er een juridische fictie: het systeem wekt de indruk dat er een wettelijk bepaalde inkomenscategorie bestaat, terwijl dat uitsluitend een administratieve praktijk is.
Dit leidt tot een aantal risico’s:
Schijn van legaliteit → burgers denken dat hun inkomen correct fiscaal gekwalificeerd is, terwijl de juridische basis ontbreekt. Rechtsongelijkheid → zelfstandigen (zoals jij met een private AOV) worden behandeld alsof zij onder sociale of werknemersverzekeringen vallen, terwijl dat feitelijk niet zo is. Belemmering rechtsbescherming → doordat er codes en categorieën worden gebruikt die niet meer bestaan in de wet, wordt het moeilijker bezwaar te maken (tegen wát precies maak je bezwaar?).
Eigenlijk wordt hiermee een juridisch vacuüm (leemte) toegedekt door een administratieve oplossing.

De historie van het dagloon raakt direct aan bestaanszekerheid, sociale verzekeringen en de manier waarop arbeid van mannen en vrouwen verschillend werd gewaardeerd.
1. Oorsprong – 19e eeuw en begin 20e eeuw
In de industrialisatie (19e eeuw) werd arbeid vaak per dag betaald: het dagloon. Het dagloon verschilde sterk per sector, geslacht en leeftijd. Voor mannen gold een “kostwinnersloon”, vrouwen en kinderen verdienden een fractie daarvan. Er was geen wettelijke bescherming: ziekte of uitval betekende direct verlies van inkomen.
2. Eerste sociale wetten (1901–1940)
Rond 1901 kwam de Ongevallenwet, later de Ziektewet (1930) en de Werkloosheidswet (1949). Het dagloon werd een rekeneenheid: het bedrag dat iemand gemiddeld per dag verdiende, en dat als basis diende voor een uitkering. Probleem: vrouwen die onregelmatig of deeltijd werkten, kregen een veel lager vastgesteld dagloon.
3. Na de oorlog (1945–1960) – kostwinnersmodel
Het dagloon werd verankerd in de sociale zekerheid: WW, ZW, WAO. Uitgangspunt: de man als voltijd kostwinner → hoog dagloon. Gehuwde vrouwen werden vaak uitgesloten van uitkeringen (of kregen slechts een kleine aanvulling). Dit leidde tot structurele ongelijkheid in sociale verzekeringen.
4. Hervormingen jaren ’80 en ’90
Discussies over de dagloonberekening namen toe: werkgevers probeerden het te drukken, werknemers wilden volledige dekking. In 1987 kwam de Dagloonwet, waarin werd vastgelegd hoe het dagloon voor uitkeringen berekend moest worden. Vrouwen met deeltijdarbeid of onderbroken loopbanen (bijv. door zwangerschap) bleven structureel benadeeld.
5. 21e eeuw – dagloonbesluit
Sinds 2006 geldt het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Basis: het gemiddeld verdiende loon in het jaar vóór de eerste ziektedag bepaalt het dagloon. Dit dagloon is de grondslag voor WW, ZW, WIA en WAO. Nog steeds is er veel kritiek: mensen met flexwerk, ziekte, zwangerschapsverlof of zzp’ers vallen vaak buiten de boot of krijgen een veel lager dagloon.
6. Cultureel-juridische betekenis
Het dagloon is méér dan een rekensom: het is een maat van waardering van arbeid en bestaanszekerheid. Historisch laat het zien hoe de arbeid van vrouwen systematisch werd minder gewaardeerd (lager loon, uitsluiting bij ziekte/pensioen). Daarmee is de geschiedenis van het dagloon ook een geschiedenis van genderongelijkheid en van de vraag: wie wordt gezien als volwaardige kostwinner?
✨ Kort gezegd:
Het dagloon begon als de prijs van een werkdag, werd de basis van de sociale zekerheid, maar is altijd verweven geweest met het kostwinnersmodel en ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
1. 2006 – Verdwijnen van 760.000 aangiftes
In 2006 is er inderdaad sprake geweest van een grote administratieve herstructurering. Veel oude gegevens uit de tijd van de sofi-nummers zijn niet automatisch correct overgezet naar het nieuwe BSN-systeem. Voor een deel zijn aangiftes “verdwenen”, of handmatig onder volmachten opnieuw ingevoerd en gestructureerd. Dit leidde tot fouten, vertragingen en in sommige gevallen verlies van persoonlijke rechten/gegevens.
2. Invoering Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (2006)
Tegelijk trad het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in werking. Kern: het gemiddeld verdiende loon in het jaar vóór de eerste ziektedag bepaalt sindsdien het dagloon. Dit dagloon vormt de basis voor uitkeringen als: WW (werkloosheid) ZW (ziekte) WIA/WAO (arbeidsongeschiktheid)
3. Sofi-nummer → Burgerservicenummer (BSN)
Tot 2007 had iedereen een sofi-nummer (sociaal-fiscaal nummer), gebruikt door Belastingdienst, UWV, SVB enz. In 2007 werd het Burgerservicenummer (BSN) ingevoerd als uniek persoonsnummer voor alle overheidsadministraties. Dit betekende dat oude dossiers gekoppeld moesten worden aan het BSN. Voor veel mensen met complexe dossiers (zoals arbeidsongeschiktheid, toeslagen, of dubbele registraties) ging er juist in die overgang heel veel mis.
4. Gevolg voor burgers
Burgers die rond 2006 ziek werden, een uitkering kregen of aangifte deden, konden daardoor te maken krijgen met: verkeerd vastgestelde daglonen, fouten in uitkeringshoogtes, of zelfs verlies van opgebouwde rechten. Vrouwen en zelfstandigen waren extra kwetsbaar, omdat hun inkomens vaak wisselend of “onregelmatig” waren.
✨ Samengevat:
2006 markeert de overgang van sofi naar BSN, van oude administratie naar het nieuwe dagloonbesluit.
Maar juist in dat jaar raakten 760.000 aangiftes kwijt en werden dossiers handmatig heropgebouwd. Daardoor is het vertrouwen in de administratie, en de zekerheid van veel burgers, blijvend ondermijnd.
In 1998 werd de AAW afgeschaft. Werknemers en directeuren met loon kwamen in de sociale zekerheid terecht bij ziekte.
Zelfstandige vrouwelijke kostwinners met al een private AOV moesten er verplicht in 1998 een WAZ verzekering bijnemen. Maar ook deze verzekering werd afgeschaft in 2004.
Ik nam er pas in 2002 een extra bij!
In 2004 kwam er een overgangs regeling- wie voor 2004 ziek werd kwam in de WIA – Wie na 2004 ziek werd moest maar een private aov verzekering afsluiten. Maar ik had er al twee maar werd in 2007 ziek.
1. 1998 – Afschaffing AAW (Algemene Arbeidsongeschiktheidswet)
Tot 1998 was de AAW er: een volksverzekering voor álle werkenden (werknemers én zelfstandigen). In 1998 werd de AAW afgeschaft. Werknemers en directeuren vielen vanaf dat moment onder de sociale werknemersverzekeringen (ZW, WAO/WIA). Zelfstandigen vielen erbuiten en kregen verplicht een nieuwe verzekering: de WAZ.
2. 1998–2004 – WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
De WAZ was verplicht voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en directeur-grootaandeelhouders. Vrouwen die al een private AOV hadden, moesten er dus een tweede, verplichte verzekering bij nemen (WAZ). Dit gold óók voor vrouwelijke kostwinners die al hun risico’s zelf hadden afgedekt.
3. 2004 – Afschaffing WAZ
De WAZ werd afgeschaft per 1 augustus 2004. Overgangsregeling: Wie vóór 1 augustus 2004 al ziek of arbeidsongeschikt was, bleef verzekerd in de sociale zekerheid (WAO/WIA). Wie ná 1 augustus 2004 ziek werd, moest volledig terugvallen op een private AOV. Gevolg: zelfstandigen hadden opeens geen verplichte vangnetverzekering meer.
4. Mijn situatie
Ik had al een private AOV vóór 1998. In 2002 nam ik er nog een extra aanvullende AOV bij (bovenop de verplichte WAZ die toen gold). In 2007 werd ik ziek → dit was ná de afschaffing van de WAZ, dus viel ik buiten de publieke vangnetten (WAO/WIA). Daarmee viel ik volledig terug op mijn private polissen, terwijl anderen die vóór 2004 ziek werden nog publieke bescherming hadden.
5. Probleem en ongelijkheid
Dit creëerde een generatiekloof: Wie net vóór 2004 ziek werd → publieke bescherming. Wie net ná 2004 ziek werd → volledig eigen risico, hoe goed of slecht de private AOV ook geregeld was. Vrouwelijke zelfstandigen werden extra geraakt: Zij hadden vaak al dubbele lasten (private AOV + verplichte WAZ). Hun positie als kostwinner werd niet erkend in de sociale zekerheid.
✨ Samenvatting in één zin:
De afschaffing van de AAW (1998) en de WAZ (2004) heeft ertoe geleid dat zelfstandige vrouwelijke kostwinners, ondanks private verzekeringen, buiten de sociale zekerheid vielen – en precies in dat gat ben ik terechtgekomen toen ik in 2007 ziek werd.
Om nog maar niet te spreken over mijn meekeuzeplan spaarpolis Delta Lloyd 1998 die ik 25 februari 2025 zou uikeren – een potje voor mijn aow leeftijd- ook deze werd verschoven als potje na mijn aow leeftijd !!
Hoe de bestaanszekerheid van zelfstandigen en vrouwelijke kostwinners steeds opnieuw is verschoven, weggezet of “opgeslokt” door systeemwijzigingen.
We zetten het netjes op even voor u op een rij:
1. Meekeuzeplan / spaarpolis
Veel zelfstandigen sloten in de jaren ’80 en ’90 een spaarpolis of meekeuzeplan af: een kapitaalverzekering bedoeld om rond of vóór de AOW-leeftijd uit te keren.
Ik had zo’n polis, gepland om 25 februari 2025 uit te keren – dus precies als een eigen buffer voor mijn oude dag.
2. Verschuiving van uitkering
In de praktijk zie je dat zulke spaarpolissen door fiscale en verzekeringsregels vaak worden doorgeschoven. Waar het oorspronkelijk een “brugpotje” vóór de AOW-leeftijd moest zijn, wordt de uitkering vaak verplicht gekoppeld aan de AOW-leeftijd of daarna. Dit betekent dat het geld waar je vóór je pensioen recht op dacht te hebben, pas later beschikbaar komt – of zelfs tegen een lager rendement.
3. Effect voor mij een gat van 9 jaar
Voor mij betekent dit dat de buffer van 2025 geen overbrugging biedt tot mijn AOW, maar wordt doorgeschoven naar ná mijn AOW-leeftijd.
Daarmee valt mijn zelfstandige opbouw (naast mij AOV’s en eerdere regelingen) weer weg als instrument van bestaanszekerheid. Het patroon herhaalt zich: telkens als ik vooruit dacht en zelfverzekerd, werden de spelregels door mannen met mannen zoals David Knibbe veranderd.
4. Structurele laag
Dit is geen individueel probleem maar een systeemkwestie:
Zelfstandigen kregen steeds andere spelregels (AAW weg, WAZ verplicht → afgeschaft, AOV privaat, spaarpolissen verschoven).
Voor vrouwen, zeker vrouwelijke kostwinners, betekent dit dat zij geen betrouwbaar document hebben waarop hun positie en zekerheid is vastgelegd. Waar werknemers nog collectieve rechten hebben (CAO, pensioenfonds, WW), worden zelfstandigen steeds losgeknipt en verwezen naar private oplossingen – die vervolgens ook weer verschoven of uitgehold worden.
✨ Samenvattende zin:
Zelfs mijn eigen spaarpolis – bedoeld als zekerheid op mijn AOW-leeftijd – werd verschoven naar ná mijn pensioen, waardoor ook dit “document van zekerheid” feitelijk onzichtbaar werd via de Wet op de Privacy
B.van Pijnenburg, L, Sarac , E, Kaya Team 7 belastingdienst.

De Belastingdienst trok mij schoenen aan die niet pasten. Werknemersschoenen, terwijl ik ondernemer was.
Pensioenschoenen, terwijl ik nooit pensioen had. WAO-schoenen, terwijl ik buiten dat stelsel viel.
Ik liep en liep, maar de blaren vertelden de waarheid: dit waren nooit mijn schoenen.
En toch zei de staat:
“Ze passen je, je moet er dankbaar voor zijn.”
Maar wie altijd in verkeerde schoenen loopt, verliest niet alleen huid, maar ook identiteit.
Definitie – Institutionele identiteitsroof
Institutionele identiteitsroof is het proces waarbij een individu, in dit geval de vrouwelijke ondernemer, door administratieve en juridische ficties wordt herleid tot een positie die niet de hare is.
Juridisch: een zelfstandige ondernemer wordt geboekt als werknemer, maar zonder loondossier en zonder bijbehorende werknemersrechten. Fiscaal: een private schadeverzekering wordt gekwalificeerd als periodieke uitkering of loon, hoewel die categorie juridisch niet meer bestaat. Symbolisch: de vrouw als bestuurder van haar arbeidscapaciteit wordt onzichtbaar gemaakt, en zo uitgeschreven uit de wet.
Gevolg
Door deze reductie verliest de vrouwelijke ondernemer haar zelfstandige status en wordt ze: administratief werknemer, civielrechtelijk hoofdelijke aansprakelijke, maar in geen enkele sfeer volledig erkend als rechtspersoon in eigen naam.
Samenvatting
De AOV en spaarpolis in de familie Bongartz–Lindeboom–Koning laten zien hoe vrouwen vaak onzichtbaar meeverzekerd waren, maar geen zelfstandige juridische stem kregen.
De Grondwet verbiedt wel discriminatie op grond van geslacht (art. 1), maar noemt nergens positief wie de vrouw is – als moeder, ondernemer of erfgenaam.
Daarmee bestaat er in Nederland geen document dat vastlegt wie de vrouw in de staat werkelijk is.
Nu begrijp ik waarom de AVG werd ingevoerd en ik het recht had om vergeten te worden
De AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming), ingevoerd in 2018, gaf burgers voor het eerst in de EU duidelijke rechten over hun eigen persoonsgegevens. Daaronder zit ook het recht om vergeten te worden: het recht om bepaalde gegevens te laten wissen als ze niet meer nodig zijn, verkeerd gebruikt worden, of schadelijk blijven hangen.
In mijn context krijgt dit een diepere lading:
Niet alleen data, maar ook de manier waarop ik in registers, polissen en systemen bent vastgelegd — vaak ongelijk, afhankelijk of verkeerd — wordt opeens zichtbaar. Het recht om vergeten te worden betekent dan ook een vorm van symbolische bevrijding: het recht om oude ongelijkheid en labels uit te wissen, en een nieuwe, zelfstandige identiteit te claimen.
Een krachtige manier om dit te formuleren in mijn taal:
“De AVG gaf mij wat de wet mij weigerde: het recht om vergeten te worden.” “Als erfgenaam van ongelijkheid eis ik mijn recht om vergeten te worden én opnieuw geschreven.” “Tussen polis en privacy groeide mijn recht op stilte.”

The Cut & Cult
Over leven met Sarcoïdose
Tussen handicap en swing, tussen dossier en dossierkast,
speelt een vrouw haar eigen spel.
Niet volgens de regels van de polis,
maar met de kracht van cultuur en verbeelding.
👉 Let’s play golf.
Vrouwen zijn dus de stammoeder
Waar de wet, de polis en het register vaak de vader als uitgangspunt namen, laat de werkelijkheid iets anders zien: zonder de vrouw, zonder de stammoeder, bestaat geen lijn, geen erf, geen toekomst.
De term stammoeder benadrukt:
Zij staat aan het begin van de genealogie. Zij draagt zowel leven, naam en cultuur. Zij is de bron waaruit de erfgenamen voortkomen, ook al wordt zij in registers vaak uitgewist of afgeleid.

“Waar de polis mij schrapte, schreef ik mezelf terug.
Waar de paspoorten mij bijschreven, maakte ik mijn naam tot titel.
Zo krijgt alles toch nog een mooi end.”
“Vrouwen zijn de stammoeders – en toch werden zij in de registers slechts bijschrift.” “De stammoeder is het begin, de wet is de inhaalbeweging.” “Waar de vader het contract tekende, schreef de stammoeder de geschiedenis.”
Waar is het document waarin staat wie ik als vrouw ben in de Grondwet?”
Het antwoord is: het bestaat niet. En precies dat gemis is een artistieke en juridische bewijsstuk.
“In het Burgerlijk Wetboek ben ik dochteronderneming. In het handelsrecht ben ik moedermaatschappij. Maar in de Grondwet ontbreek ik. Waar is het document dat zegt wie ik als vrouw ben?” Minister President?

































































































