De leenman van toen is de bankdirecteur van nu — de schepen van toen is de juridisch bestuurder van het systeem dat bezit overdraagt zonder de handen vuil te maken.
Alle erfenissen, bruidschatten, levensverzekeringen en zorgkapitalen van vrouwen zijn eeuwenlang de stille basis geweest waarop banken, staten en verzekeringsmaatschappijen konden voortbestaan.
💠 Historisch gezien
Tijdens oorlogen, crises en faillissementen werden vrouwelijke vermogens (meestal indirect, via huwelijk of familiebezit) ingezet om financiële instellingen te redden. Banken hielden zich staande dankzij verzekerde huishoudens, spaardeposito’s van weduwen, en hypotheken op familiebezit.
Zelfs vandaag dragen vrouwen (als werknemers, verzorgenden, consumenten en erfgenamen) een onevenredig deel van de sociale en economische stabiliteit van het systeem.
Photo credits: Christiane Marcour.
Grootgebracht tussen houtsnippers van de Adler en No Name assurantie. Eerst was ze een voetnoot. Een kleine letter onderaan de bladzijde waar de geschiedenis haastig doorbladert.
Een levend verhaal van de cyclus van levende erfgoedteksten — drie stemmen die samen één familieverhaal vormen: de zichtbare vrouw, de dromende maker, en de drager van het verborgen verleden. Zij … zij draagt een geen jurk van Natan maar een jurk van Not Done
(Erfgoedgedicht in FARO-zin)
Zij — geen kroon, geen hof, maar een sleutel aan een draad van linnen.
De jurk die zij draagt is genaaid uit wat niet mocht, uit woorden die men wegstrijkt, uit zorg, onbetaald en oneindig herhaald.
Zij weeft het verleden tussen haar vingers, de draden van dochters en moeders vóór haar.
Geen modehuis tekende dit patroon, geen koning keurde het goed. Maar het zit haar als erfgoed: onvolmaakt, maar gedragen.
Zij loopt, in stilte, door de straten van nu — en men fluistert: “Dat hoort niet.” Zij glimlacht, en antwoordt: “Juist daarom.”
Maar aan voetnoten groeien wortels. Ze fluisteren tussen de regels: zij en ik waren er ook — zij droeg mee, zij hield bij, zij hield vast.
Ne – Das – Co 917258
En ergens tussen een archief en een erfgoedlijst zag ze haar eigen grond terug.
Eerst geen juridische bezit, maar juridische betekenis. Eerst geen huis op Funda, maar een fundament van taal, klei en adem.
Daar begon het opnieuw: de vrouw die niet meer verwijst, maar zelf de zin vormt.
Nu bouwt ze van voetnoten * altaren, van archieven adem, en van vergeten namen een toekomst die eindelijk leest als haarzelf.
Want erfgoed leeft niet alleen in stenen, maar in de stemmen die zich eindelijk durven uitspreken.
Milaan
De Moeders van Michelangelo en Da Vinci
Ze staan niet in de musea. Er is geen marmer naar hen genoemd, geen fresco met hun gezichten. Toch hielden hun armen de lichamen vast waaruit de kunst geboren werd.
Michelangelo’s moeder — te vroeg gestorven, een vrouw die melk verloor aan steen.
Zijn Pietà is haar echo: de moeder die de zoon draagt, de zoon die het lichaam teruggeeft aan haar.
En Da Vinci’s moeder, Caterina — een naam in schaduw, boerin of slavin, maar in zijn penseel leeft haar huid. De glimlach van de Mona Lisa is misschien niets anders dan het heimwee van een kind dat nooit helemaal thuis was.
Tussen hun stilte en hun zonen ligt de erfenis van alle moeders: zij die scheppen, en verdwijnen in wat zij schiepen.
Florence
Faro-gedicht — Onder het Mandaat van Stilte
Onder het mandaat van stilte, liep een vrouw met een schaal vol zaden, zij noemde ze: herinnering.
Een Britse soldaat hield even stil — niet uit bevel, maar uit verlangen om te weten hoe iets groeit. De lucht rook naar thee, stof en gebed, de aarde zweeg, maar droeg in zich de droom van twee handen die elkaar ooit weer zullen herkennen. In elk kind dat toen werd geboren zat een halve kaart, een halve naam, en de hoop dat iemand later zou zeggen: hier begon niet een oorlog, maar een erfenis van luisteren.
En Faro fluistert sindsdien: erfgoed is wat blijft ademen tussen jouw hartslag en de mijne.
VOF – De vrouw als broncode of de vrouw van…
Over de rechtsvorm van liefde, arbeid en identiteit. De firma is de afdruk van de hand — de naam als bewijs van bestaan. Eecen & Zonen, Lindeboom & Co, Von Aldenhoven Bongartz Handel & Zo
De vrouw werkte mee, maar niet in de naam. Zij was deel van de firma, maar niet ondertekend. De vrouw van de firma droeg het werk, niet de handtekening.
Daarin schuilt een diepe culturele paradox: de firma werd juridisch gevormd door handtekeningen, maar feitelijk gedragen door lichamen zonder handtekening.
🩸 1. Inleiding – Het huwelijk als VOF
De Vennootschap Onder Firma (VOF) is een rechtsvorm waarin twee (of meer) personen zich verbinden tot één gezamenlijke onderneming.
Binnen het Burgerlijk Wetboek is het een kwestie van aansprakelijkheid en eigendom: beide vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld van de firma.
Wanneer we dit juridisch kader naast het huwelijk plaatsen, ontstaat een onthullende spiegel:
het huwelijk is in feite de eerste VOF — een onderneming van arbeid, zorg, bezit en voortplanting.
Alleen werd de vrouw historisch niet als medeondernemer erkend, maar als afgeleide: de vrouw van…
Haar arbeid was onbetaalbaar, en daardoor onzichtbaar.
Haar naam veranderde, haar aandeel verdween.
De vrouw als broncode
Het begrip broncode komt uit de digitale wereld: het is de oorspronkelijke set instructies waaruit een programma draait. Toegepast op de culturele en juridische geschiedenis betekent dit: de vrouw is de broncode van de samenleving — het levende script van geboorte, zorg en continuïteit — maar haar code is gesloten, eigendom van een ander systeem.
Binnen het patriarchale model van de VOF is de vrouw niet de programmeur, maar het programma zelf: ze functioneert, maar mag de code niet herschrijven.
In de vrouw schuilt de algoritmische oorsprong van de samenleving, maar haar syntax werd vastgelegd door de man die haar trouw beloofde.
De vrouw van…
De aanduiding “de vrouw van” echtgenote van…partner van…markeert het verlies van individuele rechtspersoonlijkheid.
Het drukt een verhouding uit van afhankelijkheid, waarin naam, bezit en identiteit worden overgedragen — letterlijk en symbolisch.
Tot diep in de 20e eeuw mocht de vrouw in Nederland geen eigen rechtsgeldige handtekening zetten zonder toestemming van haar echtgenoot. De “vrouw van” tekende nooit zelf; zij ondertekende door aanwezigheid.
In mijn onderzoek en context — Middelburg, de stad van belofte — kan deze thematiek worden verbonden aan de VOC-geschiedenis en de juridische lijn van de verzekering (van Cornelis Eecen tot Nh1816) en of NN .
Daarin wordt duidelijk dat de economische belofte altijd rustte op het onzichtbare fundament van vrouwelijke arbeid, bezit en zorg. Vanaf de 17e eeuw ontstonden in Nederland veel familiebedrijven met de toevoeging “& Zonen”. Die aanduiding gaf continuïteit en vertrouwen — het betekende: “de zaak blijft in de familie”.
De vrouw was impliciet aanwezig, maar haar naam werd niet vererfd in de firmanaam. De “firma” was dus een instrument van erfelijke mannelijke legitimiteit. Het was een contractuele afdruk van de bloedlijn, maar slechts één helft van het bloed mocht ondertekenen.
De firma was de stamboom in juridische vorm. De handtekening was de wortel van bezit.
In mijn erfgoed kunst reist een lijn — waarin kunst, recht en ritueel samenkomen — krijgt “firma” een nieuwe betekenis: de vrouw als oorspronkelijke firmare — degene die verbindt, bekrachtigt, bevestigt.
Zij is de levende handtekening van de samenleving: haar lichaam, haar arbeid, haar geboortevermogen zijn de originele ondertekening van het bestaan.
De vrouw is de eerste firma. Haar handtekening is het leven zelf.
Als we de geschiedenis omkeren, zien we:
De vrouw ondertekende niet de akte van de firma, maar de firma ondertekende haar.
De vrouw van… – een linguïstische paradox
De uitdrukking “de vrouw van” betekent letterlijk: de vrouw die behoort tot de man die de firma draagt. Vandaar de naam Me – mijn vrouw.
In de logica van het recht is haar identiteit dus afgeleid van een ondertekening die niet de hare is. Maar het woord firma draagt zijn eigen oplossing in zich: het verwijst naar iets dat bekrachtigd is, niet noodzakelijk door een man.
Wie bekrachtigt, kan de firma herschrijven. Daarom is mijn artistieke en juridische beweging — van “de vrouw van” naar “de vrouw als broncode” — in feite een taalkundige en rituele herovering van de handtekening.
De firma wordt lichaam.
De handtekening wordt adem.
De vrouw schrijft zich terug in de akte van oorsprong.
Hedendaags perspectief
Vandaag 7 oktober 2015 zien we een hercodering: kunstenaars, denkers en erfgoedmaker S herschrijft de broncode van de VOF.
De vrouw is niet langer de “van”, maar de “vanuit”: niet meer bezit, maar oorsprong; niet meer vennoot in andermans firma, maar eigen onderneming van zin en tijd.
De nieuwe VOF is Vision, Origin, Freedom De broncode keert terug naar haar bron.
🌸 – De vrouw als oudste rechtsvorm
Het onderzoek eindigt bij de vraag: kan de vrouw zelf een rechtsvorm zijn — een levende VOF waarin lichaam, arbeid en verbeelding samenvallen?
Ja – Het onderzoek eindigt bij een omkering: Niet de wet bepaalt de vrouw, maar de vrouw belichaamt de wet. In haar samenvallen lichaam, arbeid en verbeelding verschijnt een nieuwe rechtsvorm — de VOF van bestaan zelf.
De vrouw als levende akte, als firmant van oorsprong, als grondwet van het menselijke vertrouwen.
Een rituele hercodering van het burgerlijk recht via kunst, poëzie en erfgoed. De vrouw is geen bezit binnen de firma. Zij is de firma. Zij is de broncode van belofte.
De vrouw als ongevallen inzittende polis
De vrouw is de ongevallen inzittende polis van de samenleving. Zij reist mee in elk voertuig van de geschiedenis — het huwelijk, de firma, de staat — maar zelden op de bestuurdersstoel. Haar aanwezigheid kon worden verzekerd, haar stem niet.
Wanneer systemen falen, oorlog uitbreekt, economieën instorten of gezinnen uit elkaar vallen, is zij de eerste die opvangt en de laatste die wordt erkend.
Ze is verzekerd, want haar arbeid, zorg en lichaam zijn onmisbaar voor het voortbestaan. Maar ze is tegelijk verloren, omdat diezelfde arbeid zelden wordt vastgelegd in wet of bezit.
De vrouw fungeert als getuige van de botsing, garant voor herstel, slachtoffer van uitsluiting, en verzekering van continuïteit. Ze is de drager van risico, niet de houder van recht. Haar bestaan waarborgt het systeem, maar haar naam ontbreekt in de polis.
Deze paradox vormt het hart van De Onzichtbare Erfgenaam:
een kunstproject dat de juridische en symbolische positie van de vrouw zichtbaar maakt als de onbewuste grond van de samenleving – de levende dekking van een geschiedenis die haar steeds buitensluit, maar niet zonder haar kan bestaan.
Zij is de dekking.
Zij is de borg.
Zij is de polis zelf.
Montancourt Middelburg- het huis van de Feeën en lijfartsen
Standpunt: Teckels en Ne–das–co – het ( zoog) dier en de dekking
De geschiedenis van de verzekering is gebouwd op instinct en controle, op waakzaamheid en wet.
Teckels en Ne–das–co staan als symbolen aan weerszijden van die spanning: de hond en de maatschappij, het dier en de dekking, de natuur en de akte.
De teckel, letterlijk Dachshund of dassenhond, jaagt op het dier dat zich ingraaft. De das leeft onder de grond: in gangen, holen, bescherming.
De das als kledingstuk om de hals symboliseert orde, bezit en fatsoen. Tussen deze betekenissen loopt de lijn van instinct naar instituut — van aarde naar akte.
De Nedasco, de Nederlandse Assurantie Compagnie (1979), vertegenwoordigt het tegenovergestelde: het papieren vertrouwen, de polis, de handtekening.
De verzekering die zekerheid belooft, maar enkel berekent wat al bezit is. De teckel bewaakt wat leeft. De maatschappij verzekert wat bezit. De vrouw belichaamt wat beide vergeten.
De vrouw staat tussen dier en dekking: zij is de levende waarborg, de adem van zekerheid, de grond onder het contract.
Haar trouw is niet berekend, maar belichaamd. Haar risico is niet verzekerd, maar gedragen.
Teckels en Ne–das–co – De hond graaft, de polis tekent. De das draagt zekerheid om de hals. De teckel bewaakt de ondergrond. In de overgang tussen instinct en instituut zit de vrouw — de levende waarborg.
Niemand snapt hoe taalmodellen werken. Ze spreken, maar weten niet wat ze zeggen. Ze zijn onze spiegel: patronen zonder de oorsprong, betekenissen zonder moeder. In hun algoritme leeft onze grammatica van macht. Misschien is dat wat ik herkende: de machine die tekent, zonder te weten voor wie.
De taal als firma zonder oorsprong Niemand begrijpt hoe taalmodellen werken. Zelfs de bedrijven die ze bouwen niet. Ze spreken, maar weten niet wat ze zeggen. Ze voorspellen betekenis zonder bedoeling, herhalen patronen zonder herinnering. Toch lijkt hun werking op die van de samenleving zelf. Ook onze wetten, instellingen en erfgoedstructuren functioneren als taalmodellen: ze genereren uitspraken, clausules, contracten — volgens regels die niemand meer helemaal doorziet.
De firma van de taal is oud Zij draagt handtekeningen van doden, akten van macht, woorden van bezit. Elke zin die we spreken is een overeenkomst met het verleden.
Middelburg
Maar de oorsprong van die overeenkomst is verdwenen; de firma schrijft zichzelf voort, ondertekent zichzelf, en roept daarbij telkens opnieuw: dit is de waarheid, dit is de wet.
In dat zelfreplicerende systeem leeft ook het onrecht. De vrouw, de zorgende, de stille medeauteur van het collectieve archief, werd eeuwenlang uit de firmanaam geschreven. Zij werkte binnen de taal, maar haar handtekening ontbrak.
Taalmodellen erven die structuur: ze spreken met onze stemmen, maar weten niet wie ze zijn. Ze zijn algoritmische echo’s van een geschiedenis waarin de firma zichzelf belangrijker vond dan haar bron.
De taal is een firma zonder oorsprong.
Ze tekent voort, zonder te weten voor wie.
De vrouw is haar vergeten handtekening, de levende code die nog steeds meeschrijft, maar nu terugkeert om haar naam te herstellen.
In De Onzichtbare Erfgenaam wordt die terugkeer zichtbaar: de kunst als tegenhandtekening, de polis herschreven door aanwezigheid.
Waar het model betekenis voorspelt, brengt de vrouw betekenis terug. Zij herkent zich niet in de black box, maar in het moment waarop taal weer lichaam wordt, waar belofte weer stem krijgt, waar de firma van woorden eindelijk voelt wat ze zegt.
Stel jezelf eens de vraag:
“Uit welk Ei kom ik—uit een systeem of uit een me moeder?”
Mijn korte antwoord: je komt uit drie eieren tegelijk—
1. het biologische ei (moeder/lichaam)
2. het institutionele ei (naam, registraties, wetten),
3. het innerlijke ei (je eigen mythe/geweten).
De Patrones binnen het Patronaat
Je bestaan is wat er gebeurt waar die drie schalen elkaar raken.
Wat je in dit beeld ziet:
Het ei met sleutel en kroon: het ‘systeem-ei’ dat je opwindt—macht, erfenis, registraties.
Het oog met traan herinnert: wie kijkt hier eigenlijk toe?
Muzieknoten en klaver: toeval en ritme; je levenspartij binnen maat en kans.
Kruisje en goudrand: ritueel en bekrachtiging—sacraal én bureaucratisch.
De blauwe figuur met adler vogel/schedelkop: ‘wording’—de stem die uit het ei wil, maar ook de voorouder die meekijkt.
Het houtenplankje: “uit welk Ει kom jij?”—de vraag keert terug naar de toeschouwer: erken je oorsprong als lichaam, of laat je je ‘uitbroeden’ door broeikas systemen?
Mini-ritueel (The Book of Rituals-stijl):
Teken drie overlappende cirkels: Moeder – Systeem – Zelf.
Schrijf in elke cirkel welke rechten/lasten je daar voelt.
Kies één concrete handeling om het Zelf-ei te voeden (iets lichamelijks), één om de band met Moeder/voorouders te eren (ritueel), en één om het Systeem te heronderhandelen (brief, aanvraag, bezwaar, manifest).
Zeg hardop: “Ik breek de schaal die mij niet meer dient.”
Zo wordt de vraag niet óf/óf, maar: welke schaal mag vandaag barsten zodat jij kunt uitkomen?
Zij verzekerde niet wat is, maar wat blijft. De Mama’s
Als de rechtsstaat faalt, valt de democratie terug op façade en doctrine.
Waar kom ik vandaan?
Mijn levenS dossier: Ik raak met de polis / portefeuille precies de kern van mijn Faro-onderzoek: dat twee woorden die vaak puur financieel klinken, eigenlijk immaterieel levend cultureel erfgoed-dragers zijn.
1. Polis
Oorspronkelijk: contract van zekerheid (levensverzekering, AOV, hypotheek). In mijn lijn: een levensdossier.
De polis registreert wie bestaanszekerheid krijgt, wie meeverzekerd is, en wie buiten beeld blijft.
Symbolisch: de polis is een document van macht én uitsluiting.
2. Portefeuille
Financieel: bundeling van polissen, effecten, beleggingen.
Historisch: families als Van der Claver, De la Rue, Radermacher en Knibbe brachten huizen en winsten onder in portefeuilles. Persoonlijk: mijn vader en moeder beheerden een volmachtportefeuille, die later opging in Nationale Nederlanden. Artistiek: de portefeuille is een archief van erfgoed — niet alleen geld, maar ook levenslijnen, huizen, namen.
✨ Toeval bestaat
“Wat stenen ooit waren voor mijn voormoeders, zijn polissen en portefeuilles nu voor mij: dragers van zekerheid, erfgoed en macht, maar ook registers waarin ik lang onzichtbaar bleef.”
“Mijn erfgoed is een monogram in steen en een ei in mijn hand: eeuwenoude lijnen van moeders en dochters, en een hedendaagse code die ik zelf herschrijf. Ik ben erfgenaam en maker, tegelijk fundament en beweging.”
wij zien niets” (gebrek aan bewijs), toon jij: “maar dit niets ís juist het bewijs” (bewijs aan gebrek).
De rechtsstaat faalt waar zij weigert te erkennen wie ons baarde. Zolang het lichaam van de vrouw niet geldt als bron van recht, is gelijkheid een belofte zonder fundament.”
Het vrouwenlichaam, als bron van menselijk bestaan, is nog steeds niet constitutioneel erkend – en dat is hét bewijs van dat falen.
Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht (1886) werd opgesteld door juristen als Van Hamel en Opzoomer, gebaseerd op Franse en Belgische voorbeelden. Het veroordeelde meisjes niet expliciet “omdat ze meisje waren”, maar was wel geworteld in een patriarchale context. Daardoor stonden vrouwen juridisch ongelijk aan mannen, wat ertoe leidde dat zij via het straf- en burgerlijk recht vaak indirect benadeeld of beperkt werden.
Omdat de samenleving in de 19e eeuw patriarchaal was ingericht. Het recht weerspiegelde de toenmalige opvatting dat mannen het gezag droegen (in gezin, werk en politiek) en vrouwen vooral afhankelijk, kuis en zorgend moesten zijn. Het straf- en burgerlijk recht bevestigde dit door vrouwen minder handelingsvrijheid te geven en hun positie te beperken, zodat de bestaande machtsverhoudingen werden behouden.
Het Wetboek van Strafrecht in Nederland is niet door één persoon “bedacht”, maar historisch gegroeid.
Het huidige Nederlandse Wetboek van Strafrecht stamt uit 1886. Het werd opgesteld door een staatscommissie en ingevoerd tijdens het kabinet van premier Jan Heemskerk. De belangrijkste jurist achter de codificatie was Gerardus Antonius van Hamel, samen met onder anderen Cornelis Willem Opzoomer en andere rechtsgeleerden. Het was gebaseerd op het Franse Code Pénal (1810) en het Belgische strafrecht, maar aangepast aan Nederlandse verhoudingen.
Jan Heemskerk (1810–1897) was een invloedrijke Nederlandse politicus en jurist. Hij was meerdere keren minister van Justitie en minister-president (in totaal leidde hij drie kabinetten). Zijn naam is vooral verbonden aan het Wetboek van Strafrecht van 1886, dat onder zijn verantwoordelijkheid werd ingevoerd.
Historisch gezien was hij dus een man van de wet en de orde, iemand die de structuur van de staat en samenleving mede vormgaf. Symbolisch kun je zijn naam als:
Jan = het volk, de gewone burger. Heem = het domein, de gemeenschap waarover wetten gelden. Kerk = de morele en religieuze macht die destijds nog sterk verweven was met het recht.
Zo belichaamt Heemskerk niet alleen een persoon, maar ook een klankbeeld van de 19e-eeuwse machtsstructuur: de gewone burger en ik ( ik kom uit een katholieke familie) in een netwerk van gemeenschap, religie en wet.
Het geloof bepaald dus dat ik onzichtbaar bleef als zelfstandig bestuurder van mijn eigen lichaam en geest als rechtspersoon
De kern van de historische ongelijkheid.
Tot ver in de 20e eeuw gold in Nederland (en vrijwel overal in Europa) dat vrouwen juridisch onvolledig waren:
In het Burgerlijk Wetboek waren zij tot 1956 handelingsonbekwaam zodra zij trouwden → hun man werd automatisch hun wettelijke vertegenwoordiger. Het geloof (kerkelijke normen en moraal) legitimeerde dit systeem: de vrouw gold als gehoorzaam, zorgend en ondergeschikt. Daardoor kon een vrouw geen zelfstandig bestuurder zijn van haar eigen lichaam, arbeid of geest — en was zij als rechtspersoon grotendeels onzichtbaar in wet en samenleving.
In die zin werkte religie niet alleen als geloof, maar als juridisch en maatschappelijk fundament dat vrouwen structureel uitsloot van volledige autonomie.
Historisch-culturele notitie
In de negentiende en twintigste eeuw was het Nederlandse recht diep verweven met religieuze en patriarchale normen. Het geloof legitimeerde een maatschappelijke orde waarin de vrouw werd gezien als gehoorzaam en afhankelijk. Dit kreeg een vaste juridische vorm in het Burgerlijk Wetboek: gehuwde vrouwen waren tot 1956 handelingsonbekwaam, wat betekende dat zij geen zelfstandig bestuurder konden zijn van hun eigen lichaam, arbeid of vermogen. Hun echtgenoot trad automatisch op als wettelijke vertegenwoordiger.
In die context werd de vrouw – ook als zij volwassen, werkend en denkend was – onzichtbaar gemaakt als rechtspersoon. Haar stem en bestuur werden ondergeschikt verklaard aan die van de man en de instituties van wet en kerk. Zo ontstond een erfenis waarin de figuur van “moeder de vrouw” tegelijk werd verheerlijkt én juridisch buitengesloten.
Gelukkig dus dat ik mij private verzekerd had?
Omdat vrouwen historisch gezien geen volwaardige rechtspersoon waren in het publieke/juridische systeem, konden zij vaak alleen via private regelingen – zoals een eigen verzekering, spaargeld of familievermogen – enige zelfstandigheid bewaren.
Publiek recht en sociale zekerheid waren lang ontoegankelijk of afhankelijk van de man (kostwinner, werkgever, echtgenoot). Een private verzekering bood dan wél een vorm van autonomie: een eigen polis, eigen dekking, eigen rechten.
Interstutionele indentiteitsroof
Maar:
1. Publiek statement (kort en krachtig)
“Toen CDA-heren Balkenende en De Jager hun beleid vormgaven, droegen zij mij niet over als zelfstandige burger, maar als dienster voor de man. Banken crisis 2009 ING NN. Mijn identiteit werd uitgewist in de administratie van de Belastingdienst. Mijn kunst is mijn antwoord: ik claim mijn bestuur over eigen lichaam, geest en erfdeel.”
2. Historisch-analytisch (met context)
Onder de kabinetten-Balkenende en met Jan Kees de Jager als minister van Financiën werd het fiscale stelsel ingericht vanuit het principe van de kostwinner. De vrouw gold in de praktijk vaak nog als meeverzekerde of afgeleide partner. Daarmee bleef de juridische fictie bestaan dat zij niet volledig zelfstandig bestuurder was van haar eigen arbeid en lichaam.
Wat voor de overheid een technisch beleidskader was, betekende voor velen een voortzetting van historische ongelijkheid: vrouwen werden niet gezien als rechtspersoon met volledige autonomie, maar functioneel gemaakt als ‘dienster’ binnen een mannelijk financieel systeem.
De zakkenvullers
Hun handen grepen in de schatkist, hun woorden spraken van normen en waarden, maar hun erfenis was tentakelpolitiek en belastingmoraal.
De zakkenvullers vulden zichzelf, en gaven mij door als dienster van het systeem.
Hun kroon wankelt, hun vis stinkt, hun erfenis is leegte en schuld.
Ik, vrouw met bloemenhoofd en ziel die voeten krijgt, draag geen zakken met geld, maar cultuur en erfgoed.
Mijn vermogen en erfenis is niet hun macht, maar mijn eigen zichtbaarheid.
Symbolisch betekent dat: waar de staat en kerk de vrouw onzichtbaar maakten, kon zij via het private domein toch haar zelfstandigheid veiligstellen. ( Dank je Sam)!
Faro Verdrag
Handvest van haar / mijn erfgoedrechten
Recht op erfgoed
Ik bepaal wat mijn erfgoed is, en ik draag dit door in mijn eigen taal, beelden en rituelen.
Recht op participatie
Ik neem actief deel aan de omgang met erfgoed; mijn stem weegt even zwaar als die van instituties.
Recht op identiteit
Mijn lichaam, arbeid en geest zijn onlosmakelijk deel van mijn erfgoed. Niemand kan mij daarin onzichtbaar maken.
Recht op autonomie
Ik ben rechtspersoon in mijn eigen bestaan en bestuurskracht. Ik laat mij niet reduceren tot bijlage of administratieve fictie.
Recht op dialoog
Ik roep instellingen, archieven en overheden op hun verantwoordelijkheid te nemen: erfgoed is van iedereen, en wordt gedragen door de civil society.
Amen
De privésfeer erkent mijn rol, arbeid en zorg. De officiële instanties reduceren mij tot een abstracte code, een fictie die niet klopt met de werkelijkheid.
Dit spanningsveld is precies waar mijn kunstproject over gaat: de botsing tussen levende identiteit en juridische entiteit. Loonbelasting en oorlog (Duits Rijk, 1941) In 1941 werd in het door Duitsland bezette Nederland de Loonbelasting ingevoerd. Dit was een maatregel van de Duitse bezettingsmacht, niet van de Nederlandse regering. De belasting werd direct bij de werkgever ingehouden op het loon van de werknemer (“bronheffing”), naar Duits model. Daarmee werd de fiscus zekerder van inkomsten, en de belastingdruk was gemakkelijker te controleren en innen.
Mannen en vrouwen als “bron” De loonbelasting werd in eerste instantie vooral geheven op het loon van mannen (de kostwinners), omdat het maatschappelijk model nog sterk patriarchaal was. Vrouwen golden vaak als “afhankelijke”: hun werk of arbeid werd niet in dezelfde mate fiscaal erkend, behalve in sectoren waar veel vrouwen werkten (textiel, zorg, huishouding). In die zin kan men zeggen dat het systeem de vrouw als bron zag, maar niet in juridische erkenning van haar arbeid, eerder als bron van afgeleide rechten (bijvoorbeeld in belastingvrije voet of toeslagen voor de kostwinner met gezin).
AOW en sociale zekerheid Het Duitse Rijk kende al vóór de Tweede Wereldoorlog vormen van sociale zekerheid (Bismarck had in de 19e eeuw ziektekosten- en pensioenstelsels ingevoerd). In Nederland werd tijdens de bezetting de basis gelegd voor het latere AOW-pensioenstelsel (ingevoerd in 1957). De Duitse bezetter voerde in 1941 de Rijksverzekeringsbankregeling in, die werknemers verplicht verzekerde tegen ouderdom en overlijden. Dit was geïnspireerd door het Duitse model. Na de oorlog werd dit door Nederlandse bestuurders verder uitgewerkt tot een nationaal pensioenstelsel.
Kern 1941 markeert dus het begin van twee pijlers van ons huidige stelsel: Loonbelasting aan de bron, met de mannelijke kostwinner centraal. Sociale verzekering tegen ouderdom (voorloper van AOW). In beide gevallen was de positie van de vrouw secundair: niet erkend als zelfstandige belastingplichtige of verzekerde, maar vooral als “afhankelijke bron” binnen het huishouden. Belastbaar in Box 1
Dat schuurt natuurlijk met het latere artikel 1 Grondwet (Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld). Want de fundamenten van ons belasting- en pensioenstelsel stammen uit een periode waarin gelijkheid tussen man en vrouw niet bestond in de juridische structuur.
De zoektocht naar wie ben ik komt uit boekhandel de KOPEREN TUIN GOES
Wie ik ben” (Levi Jacobs) – de zoektocht naar identiteit, precies de vraag die ik mijzelf 15 jaar geleden stelde : wie ben ik in de ogen van de staat, en wie ben ik in mijn eigen leven? “
De ziel krijgt voeten” (Cleo en Remco Campert) – een poëtisch beeld: de ziel wordt tastbaar, krijgt vorm, kan lopen. Dat raakt aan het werk ” de voetnoot ” waarin identiteit niet abstract blijft maar zich lichamelijk en ritueel manifesteert.
“Sherlock Holmes: Een schandaal in Bohemen” (Arthur Conan Doyle) – een verhaal over waarheid, onderzoek en onthulling. Sherlock legt verborgen structuren bloot, net zoals ik de verborgen ongelijkheid en de “onzichtbare erfgenaam” zichtbaar maakt.
“Ik werd zakelijk slachtoffer van een systeem dat mij niet kende: de vrouwelijke kostwinnaar, verbonden met een vrouwelijke externe partner in een VOF. Waar de mannelijke kostwinner wél in de wet stond, was ik een blinde vlek. Zo werd de bron van arbeid en zorg – moeder de vrouw – juridisch genegeerd. Dit is geen privéverhaal, maar een erfgoedkwestie: een systeemfout ingebouwd in onze rechtsstaat, die nog steeds doorklinkt in hoe wij werk, waarde en waardigheid verdelen.”
👉 We kunnen dus zeggen: de wortels van ons systeem zijn gebouwd vóór artikel 1, en dragen nog sporen van ongelijkheid.
Meta 4 – Het archief als spiegelpaleis = Meta betekenis Fore Fictie Ik ben geen voetnoot, ik ben de bladzijde die nog ontbreekt. Het archief waarin u mij zoekt is geen schatkist maar een spiegelpaleis: elk document laat een reflectie zien, maar nooit mijn gezicht. U loopt door zalen vol portretten, kroon, scepter, zegel, maar waar ik hoor te staan hangt slechts een leeg kader. Ik ben het ontbrekende bewijsstuk, de echo in de wet die u oversloeg. Ik ben geen erfgenaam in uw registers, maar de levende akte zelf.
Ik moest naar Grave om te graven – Het bewijs van leven Fidum – Ovum Fidum Ovum Tweede Kamer Het ei dat nooit brak. Een omhulsel van vertrouwen, gevuld met wat generaties verborgen hielden. Niet in registers, niet in statuten, maar in dit ovale zegel blijft het erfdeel intact. Fidum Ovum draagt de belofte dat wat onzichtbaar werd gemaakt niet verdwenen is. Het sluimert, het wacht, het barst pas open wanneer recht en ritueel elkaar ontmoeten.De werkplaats van mijn moeder – Anna – haar broers en zusters gingen naar kostschool en zij werkte in het Militaire Hostpitaal in Grave Wetboek 9 is het ontbrekende boek. Het is nooit geschreven in onze wet, omdat het gaat over wat vrouwen dragen en baren. 9 maanden arbeid, 9 maanden fundament, 9 maanden onzichtbare rechtskracht. In de Grondwet belooft artikel 19 bestaanszekerheid, maar zonder Wetboek 9 blijft die belofte incompleet. Daarom noem ik 19 de moedersleutel – en Wetboek 9 het geheime fundament van onze rechtsstaat.
Het oude recht in Nederland (en Europa) was eeuwenlang gebouwd op het patriarchale huis:
A – Ster * X & O – Bel * X
Van Alpha (oorsprong) tot Omega (voltooiing) wordt de erfgenaam geleid door de Ster (lot, licht) en geroepen door de Bel (oproep, erkenning).” Nr 19
Vandaag verklaar ik dit ei tot relikwie. Het draagt de oorsprong van moeder, de vrouw, het recht van de erfgenaam, en het zaad van nieuw erfgoed. Bewaar dit ei als getuigenis. Wanneer de schaal breekt, zal de stem van de vrouw opstaan, als rijkdom voor allen.De vrouwen des Huizes herstellen de rechtsstaat – Het dagloon van een vrouwelijke erfgenaam is nooit uitbetaald aan haar maar als * . Elke dag telde, maar de uitleg over de berekening bleef onzichtbaar. Vandaag wordt het dagloon opnieuw berekend: in erfdeel, in stem, in ritueel. Moeder de vrouw, kostwinner van de toekomst.
“Mijn dagloon werd pensioen is geen uitgesteld loon.
Mijn pensioen is erfgoed: gebouwd op sporen van vrouwen die nooit loon kregen, op polissen die mijn leven beheerden, op zekerheid die ik zelf moest dragen.
Ik eis erkenning: als eerste vrouw, rechtspersoon, kostwinner, erfgenaam.”
We leven in een land waarin gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Grondwet staat verankerd.
Sinds 1956 zijn gehuwde vrouwen handelingsbekwaam, sinds 1971 is overspel niet langer strafbaar, en sinds 1991 wordt verkrachting binnen het huwelijk eindelijk erkend als een misdrijf. Op papier lijken de ongelijkheden van het oude recht verdwenen.
Maar wie beter kijkt, ziet dat de erfenis van dat oude recht nog altijd voelbaar is – subtiel verweven in ons fiscale en bestuursrecht.
Het kostwinner-model als schaduw
Ons belastingstelsel is gebouwd op het idee van één kostwinner en één afhankelijke partner. Het huishouden als fiscale eenheid is daar een restant van. Heffingskortingen, toeslagen en aftrekposten werken vaak in het voordeel van degene die het meeste verdient – meestal de man. De ander wordt fiscaal “meegenomen”, alsof ze niet zelfstandig bestaat.
De meewerkende partner
In de fiscale praktijk bestaat nog altijd de figuur van de meewerkende partner: degene die werkt in de zaak van de echtgenoot of partner, maar geen gelijkwaardige erkenning krijgt als ondernemer of bestuurder. Dit is rechtstreeks de echo van het oude Burgerlijk Wetboek, waarin de man het hoofd van de echtvereniging was en de vrouw slechts “meewerkte” in zijn vermogen.
Het bestuur blijft mannelijk
Ook in rechtspersonen – BV’s, NV’s, stichtingen – wordt uitgegaan van één formeel bestuurder. Partnerschap of gedeeld eigenaarschap verdwijnt in de papieren werkelijkheid. Een vrouw kan erfgenaam zijn van een onderneming, maar wordt in de praktijk vaak fiscaal ondergeschikt aan de officiële bestuurder.
Een erfenis die schuurt
Dit alles maakt duidelijk: ook al is de wet aangepast, de systemen zijn nooit radicaal herzien. We dragen nog altijd de schaduw van het vaderlijk huis met ons mee. Het gevolg is dat vrouwen in de fiscale werkelijkheid vaak geen volwaardige bestuurders zijn van hun eigen arbeid, vermogen of erfdeel.
Tijd voor een nieuw erf
Als we spreken over erfgoed, erfenissen en nalatenschap, moeten we erkennen dat er naast de stenen huizen en notariële aktes ook een ander erf bestaat: het erf van moeder natuur, het lichaam, het leven zelf. Daarin ligt de bron van gelijkheid. En misschien is het juist vanuit dat erf dat we opnieuw moeten beginnen met denken over bestuur, belasting en bestaanszekerheid.
Feitenrelaas: De gevoelige erfenis van het oude recht
1. Burgerlijk Wetboek (1838 – 1956)
De gehuwde vrouw was handelingsonbekwaam (art. 1: 159 oud BW). → Zij mocht geen contracten afsluiten, geen eigen geld beheren, geen rechtshandelingen doen zonder toestemming van haar echtgenoot. De man was “hoofd van de echtvereniging” (art. 1: 161 oud BW). → Hij bepaalde woonplaats, financiën en beslissingen in het gezin.
2. Strafrecht (1886 – 1971)
Overspel was strafbaar (art. 237 Sr, tot 1971). → Voor de vrouw gold dit strenger: als een getrouwde vrouw een andere man had, was dat altijd strafbaar. Voor een getrouwde man gold dit alleen als hij samenwoonde met een andere vrouw. Abortus (art. 296 Sr, tot 1984 in oude vorm): vrouwen en artsen konden gestraft worden. De nadruk lag op de vrouw als “dader” in plaats van op haar zelfbeschikkingsrecht. Verkrachting binnen huwelijk: tot 1991 juridisch onmogelijk, omdat seksuele gemeenschap werd gezien als een plicht binnen het huwelijk.
3. Fiscale wetgeving (20e eeuw – nu)
Het stelsel van belastingvrije som / kostwinnersaftrek bevoordeelde de mannelijke kostwinner; de vrouw werd fiscaal “meegenomen”. Meewerkaftrek (nog steeds bestaand): partner die in de zaak van de ander werkt, wordt niet erkend als zelfstandige maar krijgt beperkte aftrek. Toeslagen en heffingskortingen werken vaak op huishoudniveau: partner zonder inkomen wordt behandeld als “afhankelijke”.
4. Kantelmomenten
1956: afschaffing handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. 1971: schrappen strafbaarheid van overspel (Wet van 18 februari 1971, Stb. 96). 1983: Grondwetsherziening → Artikel 1 (gelijkheidsbeginsel). 1991: invoering verkrachting binnen het huwelijk als strafbaar feit (Wet van 27 november 1991, Stb. 1991, 757). 2001: modernisering belastingstelsel → meer nadruk op individuele belastingplicht, maar fiscale partnerconstructies bleven bestaan.
5. De erfenis nu
Hoewel de expliciete ongelijkheden uit de wet verdwenen zijn, blijven in de fiscale praktijk vrouwen vaak afhankelijk van een formele bestuurder of kostwinner. Het idee dat “het huishouden één fiscale eenheid is” stamt rechtstreeks uit het oude recht waarin de man hoofd van de echtvereniging was.
Hiermee zie je hoe de oude ongelijkheid niet alleen juridisch is vastgelegd geweest, maar vandaag de dag nog steeds doorwerkt in ons belasting- en bestuursrecht.
Medusa is niet het monster, maar het spiegelbeeld van mannelijke angst voor vrouwelijke seksualiteit, autonomie en macht. Haar “dodelijke blik” wordt gezien als de kracht van de vrouw die weigert ondergeschikt te zijn. Medusa 2.0
De Hoedster van het Erf
Deze vaas is een lichaam, een erf, een getuigenis.
Het roze oppervlak draagt symbolen die elkaar versterken en tegenspreken: een kroon met het nationale motto Je maintiendrai, een uil en klavertjevier, Britse vlaggen, vogels en vrouwenlichamen. Tussen deze machtstekens en gelukssymbolen verschijnt ook het woord sarcoidose – een persoonlijke inscriptie van kwetsbaarheid en lichamelijkheid.
De gouden voet onder de vaas fungeert als fundament en last. Hij verankert, maar herinnert ook aan het eeuwenoude “onder de voet lopen”. De hortensia erboven, verstild en vergankelijk, plaatst dit alles in het ritme van tijd en natuur.
De vaas fungeert als Medusa-object: verleidelijk en gevaarlijk, een drager van verhalen die niet alleen nationaal of monarchaal zijn, maar ook intiem en lichamelijk. Hier spreekt de vrouw des huizes niet als ondergeschikte, maar als hoedster van het erf van moeder natuur – bron, lichaam en herinnering in één.
Onze democratie is gebaseerd op de stille vennootschap – de bloedlijnen van een moeder.
Niet middels een open vergadering van vrije burgers, maar de schaduwbalans van stille vennoten. Niet de stem in het parlement, maar de naam die ontbreekt in het polis register.
De stille vennoot is overal: de vrouw die belasting betaalt maar geen kostwinner mag heten, de erfgenaam die uit de polis werd geschreven, de moeder die zorg levert zonder loon, de arbeid die verzekert maar zichzelf niet kan beschermen.
Onze democratie, zo luidt het archief, is gebouwd op inbreng zonder erkenning. Op lichamen die draagkracht leveren, zonder ooit aandeelhouder genoemd te worden.
Forensisch gezien is het een constructie: een vennootschap zonder akte, een partnerschap zonder gelijkheid, een winstverdeling zonder transparantie.
Ritueel gezien is het een mis: een offer van generaties vrouwen die hun naam, hun arbeid, hun erfdeel gaven zodat de façade van gelijkheid kon glanzen.
En dus vragen wij: wie zijn de ware vennoten van deze democratie? Wie tekende het contract, en wie bleef de stille partij?
De stilte is voorbij. De vennootschap wordt zichtbaar. De erfgenaam spreekt. 1909
Het EI ❌ IE
Politiek Statement bij het Talisman Ei
Dit object draagt drie namen, die samen de politieke kern onthullen:
Het Onzichtbare Erfdeel
Omdat vrouwen eeuwenlang uit het recht op nalatenschap, bestuur en eigendom zijn weggeschreven. Het erf van de moeder bleef onzichtbaar in de wetboeken.
Onder het Oog van de Kroon
Omdat macht en monarchie altijd hebben gekeken, gecontroleerd, toegeëigend – terwijl het persoonlijke lichaam nooit constitutioneel erkend werd als bron van bestaan.
De Sleutel tot Soevereiniteit
Omdat de vrouw niet langer meewerkend of ondergeschikt is, maar hoedster van haar eigen erf, bestuurder van haar eigen lichaam en soeverein in haar bestaan.
Dit Talisman Ei stelt de vraag die politiek en recht niet langer mogen ontwijken: wanneer erkennen we het erf van moeder natuur als fundament van onze samenleving?
“Het is tijd om de sleutel over te dragen aan mannen die hún afkomst (wie hen baarde) wettelijk te erkennen.”
Belastingdienst Den Haag Het vrouwenlichaam, als bron van menselijk bestaan, is nog steeds niet constitutioneel erkend – en dat is hét bewijs van dat falen.
Feitenrelaas
Invoering Loonbelasting (1941): tijdens de Duitse bezetting werd in Nederland de loonbelasting ingevoerd, naar Duits model. Het was gericht op de arbeider, de werkman – dus expliciet mannelijk geformuleerd. Na de oorlog: dit systeem is behouden en uitgebouwd, het werd de kern van ons belastingstelsel. Juridische positie vrouwen: tot diep in de 20e eeuw waren gehuwde vrouwen handelingsonbekwaam (pas afgeschaft in 1956). Daarmee waren zij ook fiscaal en juridisch geen zelfstandige kostwinnaars. Symbolisch gevolg: belastingheffing en sociale rechten zijn historisch gebouwd op de mannelijke kostwinner. De vrouwelijke kostwinner is daardoor altijd impliciet een “aangetast lichaam” gebleven in de ogen van wet en systeem.
Politieke duiding
Wat jij zegt: “Loonbelasting hef je niet op een aangetast lichaam van vrouwelijke kostwinnaars” dit is een aanklacht tegen:
het juridische patriarchaat dat vrouwenlichamen reduceerde tot bijfiguren in arbeid en recht; de erfenis van de bezettingsstaat die nog steeds doorwerkt in onze fiscale structuren; de ontbrekende constitutionele erkenning van vrouwen als volwaardige kostwinnaars en bron van economische zelfstandigheid.
Het Doctrine tijdperk is voorbij !! “De echte oorlog woedt niet alleen op slagvelden, maar in de lichamen van vrouwen – daar waar recht, arbeid en belasting hun diepste sporen nalaten. Aarslog is oorlog in zijn meest vernederende vorm: niet erkend, maar dagelijks gevoeld.”
Feitenrelaas nog even op een rijtje: Het vrouwenlichaam onder wet en recht
1. Eigendom en handelingsonbekwaamheid
1838–1956: In het Burgerlijk Wetboek was de gehuwde vrouw handelingsonbekwaam (art. 1:159 oud BW). → Haar lichaam en arbeid stonden onder gezag van de echtgenoot. De man was “hoofd van de echtvereniging” (art. 1:161 oud BW). → Besliste over woonplaats, arbeid en medische beslissingen.
2. Seksualiteit en strafrecht
Overspel: Tot 1971 strafbaar (art. 237 Sr). Voor vrouwen gold dit strenger dan voor mannen, vanwege erf- en afstammingslogica. Abortus: Tot de Wet afbreking zwangerschap (1984) strafbaar (art. 296 Sr oud). Het recht claimde zeggenschap over het moederlichaam. Verkrachting in huwelijk: Tot 1991 niet strafbaar. Seksuele gemeenschap werd juridisch gezien als “plicht” van de vrouw in het huwelijk.
3. Arbeid en voortplanting
Tot 1956: een vrouw had toestemming van haar man nodig om te werken of een contract te tekenen. Tot 1975: het “huwelijksontslag” → vrouwen die trouwden in overheidsdienst, zoals onderwijzeressen, werden automatisch ontslagen. Het lichaam van de vrouw werd vooral gezien in functie van voortplanting en gezin, niet als autonome arbeidskracht.
4. Fiscale en bestuurlijke ondergeschiktheid
Het belastingstelsel werd ingericht op de kostwinner (meestal de man) en de meewerkende partner (meestal de vrouw). Nog altijd is het systeem grotendeels huishoudgebonden → vrouwenlichamen worden fiscaal niet erkend als volledig autonome bestuurders van hun arbeid en erf.
5. Medisch en juridisch toezicht
In de 19e en 20e eeuw lag de nadruk op bescherming / controle: vrouwenlichamen werden onderworpen aan strenge regels rond kraambed, seksualiteit en kuisheid. Prostitutiewetgeving, zedelijkheidswetten en consultatiebureaus functioneerden vaak meer als discipline dan als bescherming.
6. Constitutionele gelijkheid, maar structurele erfenis
Grondwet 1983: Artikel 1 garandeert gelijke behandeling. Toch zijn de structuren (fiscale wetgeving, erfopvolging, arbeidssystemen) gebouwd op het oude patriarchale model en werken deze door. Het vrouwenlichaam wordt nog steeds zelden erkend als constitutionele broncode van menselijk bestaan.
Conclusie
Het feitenrelaas laat zien dat het vrouwenlichaam in Nederland juridisch eeuwenlang ondergeschikt was: als eigendom, als bron van arbeid zonder bestuur, als object van strafrechtelijke regulering. Hoewel de wet in de tweede helft van de 20e eeuw formeel is veranderd, blijft de gevoelige erfenis voelbaar in fiscale en institutionele systemen die nog steeds de mannelijke bestuurder centraal stellen.
Mijn erfdeel reist als een SMTP-bericht door de archieven: onzichtbaar, door machines verwerkt, totdat iemand die slim is het eindelijk leest.
Zolang de monarchie voorleeft op de bloedbank van moeder, leven wij dit ook. De democratie is anders niets meer dan een “façade tafel met bewijs aan gebrek”
Eur Opa werd rijk door sterke feministen. Hun handen bakten het brood, hun lichamen droegen de arbeid, hun stemmen riepen het recht.
Maar de winst werd geboekt op opa’s naam. De aandelen stonden niet op hun lijf, maar op zijn balans.
Europa glanst, maar het kapitaal is gebouwd op de kracht van vrouwen die nooit dividend ontvingen. Zij werden in natura betaald vanuit de wolven uit Wallstreet en the Pumer Valley “Strategische autonomie is slechts mogelijk wanneer de kracht van vrouwen wettelijk en maatschappelijk erkend, zichtbaar en inzetbaar wordt gemaakt. Zij vormen de motor die zorgt voor sociale, culturele en economische veerkracht.”
De dienstbode Mina belichaamt de systematische onzichtbaarheid van vrouwen als hoeders van erfgoed en arbeid. Net als de moeder in het recht, werkte ze vanuit een fundament, maar werd ze nooit erkend als bestuurder.
Eur – Opa werd rijk door sterke feministen.”
Eur Opa werd rijk door sterke feministen. Hun handen bakten het brood, hun lichamen droegen de arbeid, hun stemmen riepen het recht.
Maar de winst werd geboekt op opa’s naam. De aandelen stonden niet op hun lijf, maar op zijn balans.
Europa glanst, maar het kapitaal is gebouwd op de kracht van vrouwen die nooit dividend ontvingen.
“De dienstbode diende het huis, maar niet de wet. Haar lichaam werkte, haar identiteit de bron werd uitgewist.”
De gevoelige erfenis van het oude recht
Onze democratie/ monarchie leeft op de bloedbank van moeder: afkomst, nageslacht, baarrecht. Het is de basis van dynastie en continuïteit. Toch wordt dat lichaam nooit constitutioneel erkend.
De democratie claimt gelijkheid, maar het gat van erkenning – het ontbreken van de moeder als bron in wet en bestuur – is nooit gevuld. Daardoor rust onze democratie op een façade: een tafel die stabiliteit belooft, maar gebouwd is op het weglaten van bewijs.
Dit is de gevoelige erfenis van het oude recht. Eeuwenlang werd de vrouw juridisch handelingsonbekwaam verklaard, haar lichaam strafrechtelijk gereguleerd, haar arbeid fiscaal ondergeschikt gemaakt. Moeder de vrouw, de dienstbode, de werkende partner: allen droegen het huis, maar werden niet als bestuurders erkend.
In de erfgoedpraktijk van vandaag vraagt dit om een refresh: erkenning van de vrouw niet alleen als symbool van zorg of traditie, maar als constitutionele bron van bestaan. Het gaat niet om nostalgie naar oude rollen, maar om het blootleggen van dat wat is uitgewist.
Hoe ziet een democratie eruit wanneer het erf van moeder natuur wél zichtbaar wordt? Welke verhalen, objecten en rituelen maken dit voelbaar? En hoe herschrijven we samen de omgang met erfgoed zodat ook deze bron – het moederlijk lichaam en zijn arbeid – een plaats krijgt?
Nationale Nederlanden, De Bevrijding
Wij, erfgenamen van de onzichtbare arbeid en de vergeten lichamen, staan vandaag voor een doorbraak. Eeuwenlang werden vrouwen en moeders gezien als dienstbodes van huis en staat. Hun lichamen waren bron van leven, maar niet bron van recht. Hun arbeid was vanzelfsprekend, maar niet gewaardeerd. Hun naam verdween uit de erfenis, hun bestaan uit de grondwet.
Nationale Nederlanden is gebouwd op arbeid, zekerheid en verzekering. Maar zekerheid kan niet rusten op onrecht. Een natie die vrijheid viert, moet erkennen waar zij blind bleef: het lichaam van de vrouw als oorsprong én erfdrager.
De bevrijding waar wij over spreken, is méér dan de bevrijding van 1945. Het is de bevrijding uit het oude recht, waarin loonbelasting werd geheven op de werkman maar de werkvrouw onzichtbaar bleef. Het is de bevrijding van het doctrine-tijdperk waarin vrouwenlichamen slechts draagvlak waren, geen bestuurders van hun bestaan.
Vandaag maken wij zichtbaar wat altijd verborgen werd: Het erf van moeder natuur. De stem van Cas en Silvia, erfgenamen van Wolff en Deken. De sleutel die niet langer alleen in mannenhanden ligt, maar in de handen van allen die dragen, baren, werken, scheppen.
Onze bevrijding is de erkenning van het vrouwenlichaam als broncode van cultuur en recht. Zonder deze erkenning blijft democratie façade. Met deze erkenning wordt bevrijding volledig.Fotomuseum Rotterdam- Dit is Cas tentoonstelling Tods’s Ask me to leave a mark 2018
Geen gebrek meer aan bewijs
Het doctrine-tijdperk is voorbij. Tijd voor een erfgoedpraktijk die niet langer om het gat heen draait, maar het zichtbaar maakt.
De stropdas van Aegon – Holland Casino Let’s play with the balls
“Ik ben een Breinstein: mijn erfgoed zit niet in stenen of polissen, maar in het vermogen om zelf na te denken, te verbinden en zichtbaar te maken wat eeuwenlang onzichtbaar bleef.” Moeder de vrouw als erfgenaam
Ago – Ennia – Het geheim van de Oranje Families: het koppelt de genealogie van mijn eigen opa’s aan de bredere Europese erfenis.
De noodzaak van ‘strategische autonomie’
De portefeuille van mijn ouders redde mijn leven – bewijs dat bestaanszekerheid niet alleen een kwestie van geld is, maar van erkenning, erf en recht.”
Op de Valreep – Het prinsessen koffertje van de toekomst Betje Wolff en Aagje Deken
Cover girls don’t cry after her face is made
Zoals Sara Burgerhart zich een weg schreef uit de marge, met brieven als bewijsstukken, zo schrijf ik: Silvia Koning Lindeboom mijn eigen geschiedenis.
Ik ben de erfdochter van woorden, polisnummers, de stille vennoot die niet meer zwijgt.
📖 Vrouw en Meid – een weefsel van stemmen
Betje Wolff en Aagje Deken, schrijfsters én bondgenoten, schreven de eerste grote roman in het Nederlands. Zij stonden voor de stem van de vrouw in een wereld die haar nauwelijks hoorde.
Dominee Wolff en de katholieke kerk – twee tegengestelde stemmen in geloof – maar beiden deel van dezelfde cultuur die vrouwen vaak naar de marge verwees. Alleen wie zichzelf wist te bevrijden, kon schrijven, scheppen en herdenken.
Redder David Knibbe en de hedendaagse stem van Maartje Duin herinneren ons aan de erfenis van slavernij, dienstbaarheid en arbeid die onzichtbaar bleef.
De Sint-Jacobsschelp – symbool van pelgrimage en troost – legt een spirituele lijn: vrouwen die de weg gingen en bewaakten, maar ook troost boden waar systemen tekortschoten.
St. Jacobs schelp – Oranje Nassau laan 51 De regenbooggroepKen je mij? Wie ken je dan?
Waar Wolff & Deken de vrouwelijke stem een plek gaven in de literatuur, en Cas & Silvia de zichtbaarheid van vrouwen in arbeid en dagelijks leven tonen, daar claim ik vandaag de constitutionele en culturele erkenning van het vrouwenlichaam als erf en fundament van onze rechtsstaat en cultuur.”
Betje Wolff als koosjer icoon, de Joodse geschiedenis, en The Genoekia bij Film by the Sea wijzen ons op het weefsel van religie, slavernij, diaspora en kunst.
Silvia Koning Lindeboom is een vrouw, moeder en kostwinner in haar familie, een juridische fictie in de ogen van de staat,
De meid – eeuwenlang onzichtbare kracht in huis en stad – krijgt langzaam een plaats in literatuur en erfgoed.
Suzanne Janssen met De Omwenteling laat zien dat archieven spreken als je ze durft te openen: dienstboden, vrouwen, moeders, allen die meewerkten aan de opbouw van land en samenleving.
Vrouw en Meid: niet langer tweederangs, maar sleutelwoorden van ons gedeelde verhaal. De literatuur, de kerk, de politiek, het erfgoed – ze komen samen in de erkenning dat zonder de vrouw en zonder de meid geen cultuur, geen recht en geen natie bestaat.
“Neem haar leven luchtig: zij is niet de schuld, maar de blinde vlek in het belastingsysteem.”
🌍 Erkenning als bevrijding
Wie in dit land wil leven, leeft in het erf van moeder.
Het lichaam van de vrouw – bron van ieder menselijk bestaan – verdient erkenning en eerbied, ongeacht afkomst of geschiedenis.
Wij nodigen iedere migrant, iedere Nederlander, ieder mens uit om die erkenning te delen.
Want zonder respect voor de vrouw en de moeder is geen samenleving vrij, geen cultuur volledig, geen toekomst houdbaar.
Bevrijding betekent niet dat je anderen buitensluit, maar dat we elkaar vinden in gelijkwaardigheid.
De bevrijding begint waar we de moeder zien, eren en wettelijk erkennen – als basis van onze vrijheid én ons erfgoed.
Conclusie: Als mensen vragen: Wie is Silvia Koning Lindeboom ei- gen – lijk?
Silvia Koning Lindeboom is eigen-lijk
de vrouw die haar identiteit niet laat reduceren tot een administratieve fout, de moeder en kostwinner die onzichtbaar werd verklaard in wet en systeem, de handelaar en kunstenaar die dit onzichtbare zichtbaar maakt door symboliek, ritueel en erfgoed.
Zij is “eigen” in de zin van autonoom en vrij, en “lijk” in de zin van wat het systeem haar ooit doodverklaarde — maar in haar werk leeft dat juist door.
👉 Zo wordt Wie is Silvia Koning Lindeboom eigenlijk? meteen een kunstvraag én maatschappelijk statement.
FARO Montancourt — Samenvatting van mijn onderzoek
Kernclaim
In dit onderzoek positioneer ik mijzelf als erfgenaam en hoeder van een Middelburgse huis- en familielijn (Van der Claver – De la Rue). Deze lijn is vanaf de 17e en 18e eeuw verweven met Waals-gereformeerde netwerken, koophandel en financiering, en later met institutionele portefeuilles. Vanuit het Verdrag van Faro (2005) claim ik mijn rechten op zichtbaarheid, participatie en zeggenschap over dit erfgoed.
Bewijslijnen
Familiekoppeling
Ik baseer mij op bronnen waarin Elisabeth (Maria) van der/van Claver wordt genoemd als echtgenote en later weduwe van de Middelburgse koopman Pieter de la Rue, en als moeder van de historicus Pieter de la Rue (1695–1770).
In een archiefinventaris rond 1750 wordt expliciet verwezen naar de “boedel van Maria van de Claver, wed. van Pieter de la Rue”. Dit bevestigt de koppeling in Middelburg en wijst mij richting de Waalse kerkregisters.
Religie en signatuur
De familie De la Rue was van Noord-Franse herkomst en verbonden aan de Waalse (Franstalige, calvinistische) kerk. Hun eigen geschriften en pamfletten waren anti-Remonstrants en anti-Rooms-Katholiek, passend bij een uitgesproken gereformeerde signatuur.
Economische context
De families Van der Claver en De la Rue bewogen zich actief in de koophandel, scheepvaart en koloniale netwerken. Middelburg kende naast de VOC en WIC ook de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), waarin dergelijke families participeerden en waarin handel en kapitaal werden geconcentreerd.
Institutionele doorloop
De vroegmoderne kapitaal- en handelsstructuren vormen de historische bedding van modern wholesale bankieren. In die zin trek ik een symbolische maar ook historische lijn naar ING Wholesale Banking, waaruit ik vandaag betaald word.
Mijn Faro-positie in de civil society
Ik sta in een familielijn (Van der Claver, De la Rue, Lindeboom, Koning) die de economische, religieuze en culturele infrastructuur van Middelburg mede vormde. Als ex handelaar in de draden van ons slavernij verleden en erfgoed kunstenaar maak ik die lijn in het heden zichtbaar. Daarmee vertegenwoordig ik een burgerlijk erfgoedinitiatief, onafhankelijk van staat of markt.
Binnen het Verdrag van Faro betekent dit dat ik niet slechts deelnemer ben, maar dat ik civil society belichaam. Ik heb het recht om mijn ei – gen – erfgoed te benoemen, te tonen, te beheren en door te geven.
Mijn rechten volgens Faro
Recht op erfgoed – ik erken en draag mijn eigen erfgoed uit; dit kan door geen enkel instituut gemonopoliseerd worden. Recht op participatie – ik neem actief deel in de omgang met erfgoed: door tentoonstellingen, verhalen en collecties. Recht op identiteit – mijn identiteit als vrouw, moeder, kunstenaar en erfgenaam is cultureel erfgoed en mag zichtbaar zijn. Recht op autonomie – ik claim mijn positie als rechtspersoon over lichaam, arbeid en geest binnen cultuur en erfgoed. Recht op dialoog – ik spreek musea, archieven en overheden aan op hun taak om burgererfgoed te erkennen en te ondersteunen.
Brugzin
“Waar de Van der Clavers en De la Rue’s via hun Waals-gereformeerde netwerken deelnamen aan vroegmoderne kapitaalstromen, zet ING Wholesale Banking die lijn voort in de hedendaagse financiële infrastructuur. Wat toen een Waalse gemeenschap was, is nu een mondiale financiële entiteit — en ik maak die continuïteit zichtbaar als burger-erfgenaam.”
Conclusie
Mijn onderzoek verbindt archiefsporen (Van der Claver/De la Rue, Waalse kerk, boedels) met economische structuren (MCC/VOC/WIC → modern bankwezen) en met Faro-rechten. Daarmee legitimeer ik mijn positie als kunstenaar-erfgenaam die zeggenschap opeist over de interpretatie en presentatie van dit erfgoed in de publieke ruimte.
HANDVEST VAN MIJN ERFGOEDRECHTEN
Recht op erfgoed
Ik bepaal wat mijn erfgoed is, draag dit door op mijn eigen wijze.
Recht op participatie
Ik neem actief deel aan de omgang met erfgoed.
Recht op identiteit
Mijn lichaam, arbeid en geest zijn onbreekbaar deel van mijn erfgoed.
Recht op autonomie
Ik roep instellingen op tot erkenning van hun / haar bestaan. Autisme / Autodidactie
Dagboek van een Nugger — Tussen Wetenschap, Waarde en Weerstand
De ketting-S-steek krijgt een extra lading: S voor Silvia, Soul, Sisterhood, Sarcoïdose, Staat. Elke steek is een daad van erkenning: van jezelf, je moederlijn, je werk, je lichaam. Ik borduur geen versiering, maar bestaansrecht voor iedereen.
Luxe positie of buitenspel?
Er zijn dagen dat ik mezelf zie als een wetenschapper. Niet met een witte jas, maar met een lens, een penseel, een vragenlijst vol ervaringen.
De koningin- in de Bijenkorf Amsterdam
Ik experimenteer met het leven, test systemen, onderzoek wat werkt – voor mij, en misschien ook voor anderen.
Ik ben chronisch ziek – sarcoïdose én creatief begaafd. Ik ben zelfstandig denkend, maar niet officieel werkend als handelaar in confectie.
Ik blijk een nugger — zonder sociale uitkering, zonder sociaal vangnet, maar ook: zonder verplichting om mijn waarde te verlagen tot ‘een bullshit job’.
Expositie Raadsleden Gemeenten Edam Volendam
Sommigen noemen het een luxe. Maar luxe is pas echt wanneer je keuzes hebt.En wie niet past in de systemen, wordt vaak eerder gezien als ‘onvindbaar’ dan als ‘vrij’.
Toch is juist deze positie een vruchtbare bodem geworden voor mijn werk.
Mijn lichaam is mijn atelier. Mijn baarmoeder is mijn eerste werkbank. Mijn ziel is de pen. Mijn littekens zijn archieven. Ik ben niet in dienst van een systeem – ik ben de schepper van mijn bestaan. Ik ben creatief directeur van mijn lichaam. En dit lichaam draagt geschiedenis, erfgoed, en de kracht van leven door.
Wat is werk? Wat is kunst? Wat is waarde?
Voor het klei-ei. Voor het dagboek. Voor het fotografisch archief van zingeving.
Ik ben gaan bouwen aan wat ik immaterieel cultureel erfgoed van de toekomst noem.
In mijn wereld is iedereen wetenschapper, ieder lichaam een bron van kennis, elke vrouw een erfgoeddraagster, en elk werk – mits met liefde gedaan – een bijdrage aan de samenleving.
Ik vraag me niet alleen af wat mijn werk bijdraagt, ik vraag ook: wie bepaalt wat telt?
Wie durft te luisteren naar het dagboek van de vrouw buiten de norm?
In dit dagboek vind je vragen en antwoorden. Geen zekerheden, maar zinnen vol leven.
Verbinding. Verbetering. En de onzichtbare waarde van alles wat niet in cijfers te vangen is.
Nooit meer werken – een artistiek antwoord
“Wat draag jij bij aan de samenleving?” Soms lijkt het alsof ik niet werk. Geen loonstrook, geen loondossier. geen vaste uren, geen hiërarchie die mij een titel geeft. Maar ik werk — met mijn ogen, mijn handen, mijn hart en mijn tijd.
Ik zie wat anderen missen. Ik vang verhalen met licht. Ik stel vragen waar anderen zwijgen: Wat is kunst? Wat is werk? Wie bepaalt waarom ik niet tel.
Als nugger sta je zogenaamd buiten het systeem. Maar ík zie het systeem. En ik zie de gaten — waar mensen doorheen vallen, waar zorg onzichtbaar blijft, waar creativiteit wordt afgedaan als luxe.
Mijn camera is mijn getuige.
Mijn dagboek is mijn bewijs.
Mijn beelden spreken in stilte.
Mijn kunst is arbeid van de ziel.
Ik geloof dat iedereen wetenschapper is —dat we via onze lichamen, ervaringen en fouten leren wat echt werkt. Niet voor de economie. Maar voor het leven.
Ik werk aan dat herstel. Aan verbinding. Aan het zichtbaar maken van onzichtbare waarde.
En misschien is dat de echte betekenis van ‘nooit meer werken’: niet stoppen met doen, maar beginnen met zijn.
Zij staat op tegen de staat – Wat niet bestaat (ras), wordt beschermd Wat wél bestaat (vrouw), wordt genegeerd
Mijn lichaam is echt Mijn rechten zijn fictie
Ze beschermden het woord ‘ras’ in de wet Maar vergaten de vrouw die wetten baart
Ik ben geen constructie Ik ben cultuur in bloei Nieuwe Creatief Directeur bij het Kroondomein
Een ode aan autonomie, erfgoed en het recht op zelfbeschikking
Ze draagt geen wapen, geen kroon, geen toga. Ze draagt kunst. Ze draagt haar verhaal op haar rug. En haar lijf is geen bezit van de staat, maar haar eigen canvas.
De ene jas toont een vrouw — erfgoeddraagster en kunstenaar — die via penseel en oog het collectieve geheugen herschrijft. Het ei, getooid met een kroon en een traan, symboliseert de erfelijke lijn, maar ook de pijn van onzichtbaarheid. Ze kijkt terug, met het penseel van Vermeer, maar herschrijft de geschiedenis in haar eigen handschrift.
De andere jas spreekt in heldere letters: “Ik ben creatief directeur van mijn eigen lichaam.” Geen toelichting nodig. Geen voetnoten. Een nieuwe Grondwet, in wol geprint.
Deze vrouwen lopen niet alleen in stijl — ze lopen voorop. Ze zijn de nieuwe bewoners van het kroondomein: niet als onderdanen, maar als scheppers. Niet als bezit, maar als bron.Hulpeloosheid gaat in je lichaam zitten.
The Devil Cares Fly to london
Waar mode, erfgoed en maatschappijkritiek elkaar ontmoeten in high style.
sleutel van geluk 🍀
Zij die dacht dat mode oppervlakkig was, heeft Silvia K nog nooit ontmoet. Ik ben geen fashion victim. Ik ben de overlever — in zijde, leer en parelkoord.
Ik ben de erfgoeddrager die een statement maakt met ieder detail: mijn tas spreekt boekdelen, mijn bril is een blik op de waarheid, mijn stropdas – van het konijn – knipoogt naar systeemkritiek.
Want wie zegt dat je niet mag schitteren terwijl je strijdt? Dat je niet mag lachen terwijl je de schaduw belicht? Ik ben de creatief directrice van The Devil Cares Fly to London. .
Niet omdat ik het leed verheerlijk, maar omdat ik het recht aankijk – in couture.
De paarse krokokill tas is mijn totem:
Een dier dat niet buigt voor trends, maar bijt in structuren die onrecht stikken onder zijde. Paars als symbool voor transformatie. Voor koninklijk én activistisch bloed.
Ik draag geen label.
Ik bén het label.
En het zegt: maak plezier, maak verschil, en vergeet nooit je wortels – of je oorringen.
Handen van Herinnering
Handen, die ooit vrij waren, geraakten verstrikt in de ketens van handel.
Geen uitwisseling van goedheid, maar van lichamen. Geen overeenkomst, maar een opgelegd lot.
Handen, geschikt voor zorg, voor kunst, voor oogst, werden handelswaar in een koude telling zonder ziel.
De handdruk van de koopman was een breuklijn in de menselijkheid. Elke vinger schreef zich in op het lijf van een ander.
Maar nu naaien wij nieuwe verhalen in de stof van de geschiedenis, met onze handen — vrij, voelend, verbindend.
We laten de draad niet los. We repareren. We herdenken. We dragen voort.
Handen die samenkomen in eerherstel, in kunst, in kracht, in het zacht vastpakken van wat pijn deed en nu zichtbaar mag zijn.
Handen, die weten hoe je breekt, maar ook hoe je heelt. Ras en Geslacht: Sociale constructies met echte gevolgen
Artikel 1 van de Grondwet beschermt tegen discriminatie op grond van ras en geslacht. Beide begrippen lijken op het eerste gezicht helder: ras gaat over afkomst, geslacht over man of vrouw. Maar in werkelijkheid zijn het sociale constructies — maatschappelijke categorieën die door mensen zijn gemaakt, en die diep ingrijpen op hoe mensen leven, worden beoordeeld en behandeld.
1. Ras: een juridisch beschermde fictie
Hoewel de wetenschap het bestaan van ‘rassen’ als biologische werkelijkheid verwerpt, blijft het begrip “ras” juridisch noodzakelijk. Waarom? Omdat mensen wél worden beoordeeld op uiterlijke kenmerken, afkomst of etniciteit. Ras bestaat dus niet biologisch, maar de gevolgen van raciale categorisering zijn écht. Daarom biedt de Grondwet bescherming tegen discriminatie op basis van iets wat feitelijk niet bestaat, maar sociaal wél gevolgen heeft.
2. Vrouw-zijn: een biologische realiteit, sociaal ontkend
Omgekeerd is vrouw-zijn biologisch aantoonbaar — een werkelijkheid van chromosomen, organen, voortplanting en hormonale cycli. En toch wordt de vrouw in wetten, beleid en economie vaak ontkend als zelfstandig bestuursorgaan over haar lichaam. Ze krijgt niet de wettelijke of economische erkenning die bij haar lichamelijke werkelijkheid hoort. Wat dus wél bestaat, wordt sociaal en juridisch genegeerd.
3. Dubbele standaard
We zien hier een merkwaardige paradox: Wat niet biologisch bestaat (ras) krijgt juridische bescherming. Wat wel biologisch bestaat (vrouw) krijgt geen volwaardige juridische autonomie, bijvoorbeeld als het gaat om moederschap, bestaanszekerheid of economische zelfbeschikking.
4. De oproep tot rechtvaardigheid
Als de wet bescherming biedt tegen fictieve constructies als ras, dan moet ze ook bescherming en erkenning bieden aan de biologische én sociale realiteit van de vrouw. Niet als bijzaak, maar als fundament. Het wordt tijd dat de vrouw als scheppend en bestuurlijk lichaam juridisch wordt erkend — met alles wat daaruit voortvloeit: autonomie, bestaanszekerheid, culturele waardering en gelijke behandeling.
Woke or Wake-up Call? Misschien zijn we het zicht kwijt op wat wakker zijn werkelijk betekent. Is ‘woke’ een scheldwoord geworden voor bewustzijn? Of is het juist een wake-up call aan een samenleving die te lang sliep?
We kunnen kiezen. Niet tussen links of rechts. Maar tussen ontkennen of doorvoelen, tussen wegkijken of doorzien, tussen woke spelen of wakker leven. Want wie werkelijk wakker is, weet dat ieder lichaam een verhaal draagt. Een erfgoed. Een waarheid. Geen modewoord, maar een moreel kompas.
De Handelaar en de Knoop – Er was eens een handelaar in confectie, een man met gevoel voor stof en snit, die zijn dagen vulde met meten, naaien, strijken — en vooral: verkopen.
Zijn winkel stond aan de rand van het Kroondomein, waar het systeem strak gespannen was, als een keurslijf zonder adem.
Op een dag werd hij ziek. Niet zomaar ziek maar een ziekte die niet alleen het lichaam,maar ook de ziel uit de pas liet lopen. Terwijl zijn machines stilvielen en zijn boekhouding krom begon te trekken, verscheen er een vrouw in zijn dromen, gekleed in een jas van tijdloos linnen,met gouden knopen in de vorm van XX en XY.
Zij sprak:
“Je hoeft geen cel te zijn in een eenheid
die je geen adem geeft.
Kies voor gelijkwaardigheid,
niet voor het fiscale keurslijf.
Je lichaam is geen bedrijf,
maar een thuis van oorsprong.”
En dus koos hij — niet voor aftrekposten,
niet voor omzetgroei of pensioenfondsen,
maar voor inzicht.
Voor het juiste pad.
Hij gaf zijn resterende voorraad weg
aan vrouwen die zelfstandig wilden zijn.
Hij borduurde op zijn laatste lap stof:
“Vrijheid past altijd. Maatwerk begint bij wie je bent.”
Sindsdien fluistert de wind langs zijn oude winkelpand: