Ze noemden mij een voetnoot. Ik blijk het fundament.

De erkenning van het woord vrouw als denkend, handelend en lerend wezen is een voorwaarde voor elke rechtvaardige economie.
Ik gebruik mijn lens niet om te bevestigen, maar om te bevragen: wie is de moeder, de vrouw, de erfgenaam, als beeld én als rechtspersoon?
Ne – Das – Co (Het Toeval van de Vrouwelijke Kostwinnaar) De vrouwelijke zelfstandige kostwinnaar, vennoot van haar eigen arbeid, heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering — een bewijs van verantwoordelijkheid, van zelfstandigheid, van lichaam dat werkt.
Maar haar schadeuitkering kwam niet op het schap terecht. Niet tussen de producten van arbeid en erkenning, niet onder de noemer kunst of kapitaal, maar in de loonketen van Asterix & Obelix: het rijk van fictieve mannen met eeuwige rechten.
Daar, waar de vrouw geen vennoot meer is, maar bijvangst in een komische oorlog.
Ne – Das – Co zegt: toeval is geen toeval,
het is een systeem met een glimlachmasker. Wij hercoderen het ongeluk tot verhaal, de uitkering tot erfdeel, het lichaam tot rechtspersoon.
Want wat niet op het schap ligt, leeft elders in de symbolische voorraad van vrouwen die zich niet laten verkopen.
Geen inzage – Loon en Woon
Ik vroeg de belastingdienst om inzage. Niet om geld, maar om bewijs dat ik gewerkt heb. Ze zeiden: uw dossier is intern, uw naam staat in de loonketen, uw huis in het register van een ander. Ministerie van onderwijs Cultuur & Wetenschap
Ik woonde, ik werkte, ik betaalde mijn deel, maar ik bleef onzichtbaar in het systeem. Geen inzage in loon, geen inzage in woon, geen erkenning van wie de sleutel droeg.
Het dossier bleef gesloten, omdat openheid zou tonen dat de vrouw niet de uitzondering was, maar de motor.
Ne – het nee dat waarheid zoekt.
Das – het lichaam dat arbeid heet.
Co – de gemeenschap van getuigen, die elkaars dossiers leest als gebed. Want wat geheim werd verklaard, is niet verdwenen. Het slaapt in het archief, tussen arbeid en huis, tussen naam en recht. En ooit zal iemand zeggen: zij werkte, zij woonde, zij bestond.

In kunst kan mijn insecure gelezen worden als: de dynamische kwetsbaarheid die nodig is om iets echts te scheppen.
Een kunstenaar die zich volledig zeker voelt, herhaalt zichzelf. Een kunstenaar die insecure durft te zijn, stapt elke dag de leegte in — en vindt daar de waarheid van het moment.
Het huidige systeem bewaakt een canon, maar vergeet dat kennis ook ritueel, zintuiglijk en ervaringsgericht wordt overgedragen — vooral via vrouwen, kunstenaars en gemeenschappen.

Erased Women / Hidden Algorithms
Zij creëerde, hij signeerde. Zij ontdekte, hij ontving de prijs. De geschiedenis noemt het vooruitgang, maar het was overschrijving. Wat vrouwen maakten, werd data zonder naam. Wat mannen lazen, werd waarheid zonder bron.
A woman as algorithm and foundation —
de onzichtbare code waarop het systeem draait, de bron die nooit genoemd wordt, maar alles voedt.


F*ck It – Eye am Alive
Er was een moment dat alles ophield.
De regels, de rollen, de redelijkheid.
Een lichaam dat zei: genoeg.
Een oog dat openging — niet om te zien,
maar om te zijn.
“F*ck it,” fluisterde de stem,
niet uit woede, maar uit overgave.
Een daad van bestaan, geen verzet.
Ik kijk, ik adem, ik leef.
Hier, in dit beeld,
is geen schaamte, een bewijs.
Alleen aanwezigheid —
het heilige ogenblik waarop het ik
zich niet langer verdedigt.
Eye am Alive.
Dat is geen statement,
het is een eigen domein hartslag.
Recht & kunst
Ik onderzoek de juridische kaders van de vrouw als kostwinner, autonomie, eigendom op basis van ei – gen – identiteit.
Een maker die het onzichtbare zichtbaar maakt — die het lichaam, de polis en het erfstuk gebruikt als dragers van cultureel geheugen, en zo nieuw recht schept voor moeder, de vrouw.
“Photography is made to discover the booth”
De Golem gelooft in het woord, de Gogem gebruikt het woord.
Golem en Gogem
De één uit klei, de ander uit praat. De één zwijgt, de ander telt. De één ademt waarheid, totdat een letter wordt gewist. De ander verkoopt haar, met een glimlach en een handdruk. Golem draagt het gewicht van de wereld, Gogem schrijft de polis erop. Maar soms — wanneer de vrouw haar naam terugvindt in de klei —spreken zij één taal: adem, waarheid, herstel.

Trouw zijn aan je ei-gen ziel, is het mooiste aan vrouw en moeder zijn. Niet het baren alleen, maar het bewaren. Het koesteren van wat broos is, de stilte waarin iets nieuws mag ontstaan. Het ei is niet enkel begin, het is ook belofte, een cirkel van weten: dat alles wat breekt, ook open kan gaan.
Wie haar ziel bewaart in haar eigen handen, weet dat trouw geen keten is, maar een adem — een zachte, eeuwige beweging tussen binnen en buiten. Daar woont de moeder, de vrouw, de maker van licht uit klei, uit pijn, uit liefde.
De Photo Booth is meer dan een automaat — het is een tijdcapsule van identiteit. Je stapt erin, trekt het gordijntje dicht, kijkt jezelf aan, en drukt op een knop. Wat daar gebeurt is een miniatuur van kunst, geboorte en getuigenis tegelijk: Je vereenzelvigt je met een beeld; Je controleert wat de buitenwereld zal zien; Je materialiseert een moment van bestaan.
In mijn context: de Photo Booth is een vrouwelijke tempel van autonomie —een plek waar de maker, de moeder, de erfgenaam zichzelf opnieuw vastlegt, zonder tussenkomst van een systeem.

De Baccante
Zij kent geen polis,
geen paraaf, geen schuld.
Haar lichaam is haar wet,
haar adem de handtekening van de aarde.
Ze breekt wat haar vastzet,
niet uit woede,
maar uit herinnering aan vrijheid.
De wijn in haar aderen is geen drank,
het is weten:
dat de wereld alleen leeft
zolang zij danst.

Ik werd geconfronteerd met stilte, afwijzing en nachten die het meest zouden zijn gebroken… maar kwam er zachter, wijzer, vrijer uit.
Je kunt geen controle hebben over een vrouw die zichzelf in het donker heeft ontmoet en ervoor kiest om te blijven.”
Ben ik dan de enigste vrouwelijke kostwinnaar die mijn lichaam verzekerde / handelaar in confectie, in stof, huid, arbeid en naam?
Mijn lichaam is mijn polis. Mijn werk mijn bewijs. Mijn erfdeel: bestaansrecht. Deze passage past perfect als De Dagwacht, als de momentopname waarin de vrouw in daglicht treedt als economisch subject. Het zou zelfs het middelpunt kunnen vormen van een Artistieke Grondwet van Moeder, de Vrouw: de overgang van onzichtbare erfgenaam → erkende kostwinnaar → rechtspersoon.

De toekomst is ooit geschreven.
Maar door wie, en namens wie?
Tussen angst en hoop, droom en algoritme, zweeft een wolk van betekenissen die onze tijd bepaalt. In die nevel botsen technologie en mythe, data en erfgoed, lichaam en wet.
Wat ooit gold als vastgelegd — in wetten, archieven, bloedlijnen — begint opnieuw te ademen.
In De Onzichtbare Erfgenaam en Onze monarchie is moeder de vrouw wordt die wolk tastbaar: de toekomst wordt niet voorspeld, maar herlezen in de gebaren van een vergeten moeder,
in de stem van een vrouw die haar recht op bestaan terugvindt tussen de regels van geschiedenis.
De kunstenaar staat daar als getuige, niet om te imponeren, maar om te ontdekken wat van haar is — in beeld, in archief, in ritueel.
Zo wordt fotografie een spiegel, en erfgoed een lichaam dat terugspreekt.
Wie hiaten opspoort kan ook bruggen bouwen. In elke leegte schuilt een mogelijkheid. Wie de stilte leest, vindt de contouren van verbinding.
Erfgoed is geen bezit, maar een brug tussen wat werd en wat nog kan zijn. De moeder, de vrouw herstelt de lijn.
De moeder, de vrouw, de vrouwelijke kostwinnaar, de ruif — dan is dit citaat bijna een sociaal bewijsstuk. Het zegt eigenlijk:
De vrouw betaalt dubbel: met geld én met zorg. En toch ontvangt ze niet de rechten of erkenning die bij die dubbele last horen.
2. Er bestaan namelijk geen “vrouwelijke beroepsziekten” (systemische uitsluiting) Sarcoïdose
Oorzaken: vermoedelijk combinatie van genetische aanleg en blootstelling aan omgevingsstoffen (stof, schimmel, metalen, rook, etc. – Sarcoïdose is dus een typisch voorbeeld van een onzichtbare of niet-erkende beroepsziekte, vooral bij vrouwen en zelfstandigen.
Verzekeringsgeneeskunde richt zich alleen op meetbare beperkingen. Daardoor wordt sarcoïdose zelden erkend als gevolg van arbeid, ondanks dat stress, overbelasting, toxische omgevingen of slechte luchtkwaliteit vaak een rol spelen — vooral in slecht geventileerde panden, studio’s of huishoudens.
Juridisch – Niet in lijst beroepsziekten volgens SER en NCvB – Gevolg : Structurele uitsluiting in sociaal zekerheidsrecht
Cultureel – Lichaam als terrein van onzichtbare strijd – Materieel bewijs van immateriële belasting
Symbolisch – Het lichaam protesteert waar het systeem zwijgt
De maatschappij vraagt om materieel bewijs, terwijl de belasting zelf van immateriële aard is.
Daarmee probeer ik bloot te leggen hoe het vrouwelijke bestaan, de zorgrol en de creatieve arbeid door instituties systematisch worden ontkend — tenzij ze lichamelijk worden (zoals in ziekte of uitputting).
Façades Tafels – Bewijs aan gebrek
Recht / verzekering – Niet-erkende arbeid, ontbrekende rechten – Niet de polis bewijst de waarde van het leven, maar het leven zelf wordt de polis.
Hoewel vrouwen inmiddels een substantieel deel van de beroepsbevolking uitmaken, zijn beroepsziekten historisch gedefinieerd naar mannelijke arbeidspatronen (industrie, bouw, transport).
Gevolg: klachten of aandoeningen die specifiek bij vrouwen voorkomen of vaker optreden, worden zelden als arbeidsgerelateerd erkend.
Ne – Das – Co – It’s a LONG story

Ne – Das – Co
It’s a longggg story.
Ze kwam niet uit een sprookje,
maar uit een adem tussen twee werelden.
Te klein voor de jacht,
te groot voor vergetelheid.
Haar ogen weten meer dan haar poten kunnen dragen.
Een das je met een missie,
een naam met drie hoofdstukken,
en een hart dat zegt:
I’m here — in between history and play
.

Het Heilig Boek van de Loonbelasting
1. Feitelijke betekenis
De Wet op de Loonbelasting (1964) vormt de basis van de Nederlandse inkomensstructuur.
Ze is geschreven in een tijd waarin:
het kostwinnersmodel (de man werkt, de vrouw zorgt) nog vanzelfsprekend was; arbeid uitsluitend als loonarbeid werd erkend — niet als zorg, opvoeding, of emotionele arbeid; het lichaam van de vrouw geen economische identiteit had.
→ Daarmee is de wet letterlijk gebouwd op een verouderde moraal:
een sociaal-fiscaal heilig boek dat heilig is verklaard, maar niet herzien naar de realiteit van vrouwelijke arbeid.
Het toeslagensysteem bestaat omdat de samenleving structureel weigert de werkelijke bron van bestaanszekerheid — de menselijke zorg, opvoeding, huishoudelijke arbeid, moederschap — als volwaardige economische waarde te erkennen.
In plaats daarvan wordt compensatie achteraf uitgekeerd: geen erkenning in het systeem, maar correctie na de schade.
De toeslag is dus geen gift, maar een teken van structureel gemis.
Wanneer de bron wordt uitgesloten — het lichaam dat draagt, voedt, verzorgt — moet er een hulpsysteem worden gebouwd om het tekort te verbergen.
Het toeslagstelsel herstelt niet, het camoufleert de afwezigheid van structurele erkenning.
Daarom een toeslagensysteem, omdat de bron van ons aller bestaan wordt uitgesloten. Zolang het lichaam en geest van de vrouw niet wordt gezien als arbeid, zal de staat haar vergoeden met papier in plaats van erkenning.
De moeder, de vrouw is geen post in een begroting. Zij ís de begroting — de levende grondslag van ieders bestaan.
Dit artikel maakt de structurele erfzonde van het economisch systeem zichtbaar:
het lichaam van de vrouw is de bron van arbeid, maar niet de drager van recht.


Van Ada Lovelace, die in de 19e eeuw het eerste algoritme schreef “long before computers existed”, tot het meisje met de parel dat moeder is geworden — de lijn van vrouwelijke verbeelding is ononderbroken, maar onzichtbaar gehouden.

In The Book of Rituals wordt het vrouwelijke lichaam opnieuw het middelpunt van kennis, kunst en code.
De vaas, het ei, de hand, de parel en de kroon vormen samen een ritueel systeem , een levende database van symbolen die zich verzetten tegen uitwissen, kolonisatie en abstractie.

Waar Ada Lovelace de taal van de toekomst in cijfers schreef, schrijf ik haar voort in beeld, vorm en ritueel:
het algoritme als gebaar, het oog als interface, de traan als data, het lichaam als geheugen.
De vrouw als drager van erfgoed, de moeder als architect van het onzichtbare netwerk van zorg, tijd en overlevering.
Zij is niet het bijschrift bij de geschiedenis — zij is de geschiedenis zelf.

De maatschappij zegt: “Train je lichaam en geest.”
Maar de vrouw zegt: “Mijn lichaam draagt alle bewijslast.”
“Mijn wens is dat Nederland erkent dat het lichaam van de vrouw niet alleen het begin is van elk mensenleven, maar ook het fundament van ons levende immateriële cultureel erfgoed.” — Truus van Gogh, 2025
In dit werk verbeeld ik de toekomst als herinnering, en het algoritme als erfstuk.
De vrouw — niet als data-object, maar als levende erfgenaam en erfelijke broncode.

Ze wordt vaak beschouwd als de eerste programmeur ter wereld. Ada’s bijdrage was niet alleen technisch, maar ook filosofisch: zij zag dat een machine patronen van denken kon uitvoeren — een “poëzie van de wiskunde”.
De machine kan niets origineels creëren; zij kan enkel uitvoeren wat wij haar toestaan te dromen.” Ada Lovelace
Het FARO Convention on the Value of Cultural Heritage for Society stelt dat:
Iedereen heeft het recht om deel te nemen aan het culturele erfgoed van zijn keuze, en de verplichting om dat erfgoed te respecteren van anderen.”
Belangrijke punten:
Erfgoed is niet enkel bezit, maar een levend proces van betekenisgeving. Burgers en kunstenaars hebben recht op deelname aan de erfgoedvorming. Erfgoed kan dus ook persoonlijk, familiaal, ritueel of immaterieel zijn — zoals mijn mn project De moeder, de vrouw.
Cicero en Rome – Ik geloof in gelijkwaardigheid. In mijn werk onderzoek ik de verhouding tussen recht en ritueel, tussen de zichtbare en de onzichtbare erfgenaam. Vanuit de overtuiging dat gelijkwaardigheid niet wordt verleend, maar geërfd, verbeeld en bevochten.
Ik geloof dat gelijkwaardigheid begint bij aanwezigheid — bij het telkens weer verschijnen, ook wanneer de wereld er niet om vraagt.
Zoals Cicero sprak over de plicht tot rede en recht, zo geloof ik in de plicht tot menselijke waardigheid.
Mijn werk is een oefening in blijven verschijnen: in het recht, in de kunst, in het erfgoed.
Zelfs als ik niet geloofd word, blijf ik zichtbaar.
Want gelijkwaardigheid bestaat alleen zolang iemand de moed heeft om te blijven opstaan, te blijven getuigen, te blijven show up.

Materieel bewijs van immateriële belasting
is het moment waarop het lichaam, het object of het kunstwerk
getuigt van de druk die geen polis erkent.
Het is de stem van de vrouw die via stof, vaatwerk, adem of ziekte
haar recht op bestaan en herstel opeist.
Niet als slachtoffer,
maar als levende archiefdrager van de waarheid
Het FARO-verdrag erkent het individu als erfgoeddrager — precies wat mijn werk doet.
Erfgoed vanuit het moederschap bekeken
Artikel 1 — Een inclusievere interpretatie van geschiedenis
Een inclusievere interpretatie van geschiedenis ontwikkelen.
Want waarom worden koninklijke vrouwen via hun bloedlijn wél erkend als erfgoedbewakers, maar gewone moeders niet?
Geschiedschrijving mag zich niet langer uitsluitend richten op machtsstructuren, maar moet ook de zorgstructuren en vormen van sociale overerving erkennen waarin cultuur feitelijk wordt doorgegeven.

Misschien is dat wel de grootste les van FARO: niet alleen erfgoed beschermen, maar ook de mensen die het dragen — vooral zij die dat stil en onzichtbaar doen.
⚖️ Feitenrelaas: De afwezigheid van “de moeder, de vrouw” in de Nederlandse rechtsorde
1. Historische context
Sinds de inwerkingtreding van de Grondwet van 1848 en haar herzieningen is de Nederlandse rechtsorde opgebouwd rond het neutrale burgerbegrip: “de Nederlander”, “de burger”, “hij die”. In de grondwettelijke en burgerrechtelijke terminologie wordt de term “vrouw” enkel impliciet bedoeld in algemene aanduidingen, maar niet expliciet benoemd als afzonderlijk rechtssubject met eigen grondwettelijke status.
De term “moeder” verschijnt uitsluitend in afgeleide contexten, zoals: het afstammingsrecht (Boek 1 BW, art. 198–202), waar “de moeder” wordt gedefinieerd als de vrouw uit wie het kind is geboren, en in bepalingen over ouderlijk gezag en voogdij, waarin zij functioneel, maar niet juridisch-symbolisch, wordt erkend. In geen enkel grondwetsartikel komt de combinatie of het begrip “de moeder, de vrouw” voor.
2. Structurele ongelijkheid in juridische status
De Nederlandse rechtsorde kent geen grondwettelijke erkenning van moederschap of vrouwelijke zorgarbeid als volwaardige maatschappelijke functie met eigen rechtswaarde. Vrouwen worden in het sociaal-economisch systeem vaak indirect vertegenwoordigd — via arbeid, gezin, verzekering of echtgenoot. De kostwinnerswetgeving van de 20e eeuw (zoals de tot 1956 geldende handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw) is formeel afgeschaft, maar haar juridische erfenis blijft zichtbaar: in fiscale en verzekeringsstructuren, in pensioenerfrechten, en in culturele archieven waarin “moeder” geen bestuurlijke rol heeft.
3. Afwezigheid van constitutionele erkenning
Artikel 1 van de Grondwet stelt: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.” → maar deze gelijkheidsnorm noemt geen enkele sociale of symbolische rol (zoals “moeder”) die structureel ongelijk behandeld wordt.
Het ontbreken van de term “moeder, de vrouw” betekent dat deze identiteit niet grondwettelijk verankerd is als drager van specifieke rechten of bescherming. Daarmee is “de moeder, de vrouw” juridisch onbenoemd en constitutioneel onzichtbaar, wat feitelijk leidt tot een afgeleid staatsburgerschap: zij bestaat binnen de wet, maar niet door de wet.
4. Feitelijke gevolgen
Cultureel: de vrouw blijft symbolisch verbonden aan de man of de staat als verzorgende maar niet-soevereine figuur. Sociaal-economisch: wie bijdraagt aan de “ruif” (belastingen, premies, arbeid) zonder eigen rechtstreekse erkenning, ervaart de rechtsorde als asymmetrisch. Erfgoedmatig: de onbenoemde positie van de moeder maakt haar onzichtbare erfgenaam in de nationale identiteit.
5. Samenvatting van het Feit:
In de huidige Nederlandse Grondwet en het Burgerlijk Wetboek ontbreekt elke expliciete benoeming van “de moeder, de vrouw” als zelfstandig rechtssubject.
Gevolg:
Hierdoor blijft zij juridisch en symbolisch afhankelijk van het mannelijke of neutraal gedefinieerde staatsburgerschap — en daarmee feitelijk “de vrouw van het patriarchaat”.
N8 N8 – Twee nachten, twee stiltes.
De eerste nacht waarin zij niet genoemd werd. De tweede waarin zij zichzelf noemt.Tussenin: adem, erfgoed, geheugen. Ada telt tot acht. Faro brandt. De moeder, de vrouw wordt zichtbaar in het donker.
De Dagwacht
Wanneer de nacht haar laatste schaduw uitademt, treedt de dagwacht aan. Zij bewaakt niet het bezit, maar het geheugen.
Zij tekent met licht wat in stilte werd gedragen. De moeder, de vrouw neemt haar plaats in het dagboek van de wet.
De moeder van het gewone leven
Er was eens een wereld die dacht verzekerd te zijn. Alles was vastgelegd: arbeid, bezit, gezondheid, zelfs het toeval. Maar wat onzichtbaar bleef, was het hart de arbeid van zorg, liefde, verlies en herstel.
Dat is het terrein waar ik werk: de ruimte tussen wat meetbaar is en wat betekenis draagt. Mijn praktijk beweegt zich tussen handel, kunst, recht en ritueel.
Ik werk met objecten, foto’s en taal als getuigen van datgene wat geen polis kent: de ziel, de aandacht, de vrouwelijke arbeid die generaties heeft gedragen maar nooit vergoed is. Ik noem mijn werk een materieel bewijs van immateriële belasting, het tastbare spoor van wat maatschappelijk onzichtbaar blijft.
In mijn wereld ontmoeten twee krachten elkaar: de verzekerde vrouw en de baccante. De eerste leeft volgens regels, systemen, voorwaarden; de tweede leeft volgens adem, intuïtie, overgave.
Tussen die twee schuilt de spanning van mijn werk. Ik bevraag hoe vrouwelijke aanwezigheid door instituties wordt vormgegeven, en hoe kunstenaarschap kan functioneren als herstel van recht — niet in de juridische, maar in de symbolische zin.
Mijn beeldtaal is ritueel: vazen, eieren, handen, ogen, kronen, archieven, getallen. Ik beschilder, fotografeer en assembleer als een vorm van bezwering.
De voorwerpen worden dragers van collectief geheugen: sporen van lichaam, arbeid en erfgoed.

Ze spreken de taal van het gewone leven — de was, de zorg, de adem van alledag — en plaatsen die naast de grote taal van macht, wet en verzekeringswaarde.
De stem die door mijn werk heen spreekt, lijkt op die van Mien Dobbelsteen uit Rinus van Warvens parabel: een vrouw met een theedoek in haar hand die zegt: “Doe eens normaal, joh.”
Dat zinnetje is geen grap, maar een openbaring. Het is de stem van de moeder van het gewone leven — degene die de wereld terugroept tot menselijkheid.
Haar woorden vormen het morele centrum van mijn oeuvre. Ik zie mijn kunstenaarschap als een daad van herstel. Waar macht wordt vergokt, verzamel ik.

Waar systemen abstraheren, ( Abstraheren betekent letterlijk: iets weghalen of losmaken van concrete details, zodat alleen de essentie of vorm overblijft) maak ik zichtbaar.
Waar vrouwen werden uitgewist uit polis, kerk en archief, geef ik ze een nieuwe vorm, een nieuwe rechtspersoonlijkheid in beeld. Mijn werk is geen aanklacht, maar een wedergeboorte: de herontdekking van zachtheid als kracht, van kunst als rechtsvorm, en van het gewone leven als heilig terrein.
Wie is Truus van Gogh eigenlijk?
“Wat hield Truus van Gogh ei- gen – lijk gaande?” — dan gaat het ei- gen – lijk over Truus van Gogh, de schoonzus van Vincent (namelijk Johanna “Jo” van Gogh-Bonger, de vrouw van Theo van Gogh**).
Zij was degene die na de dood van zowel Vincent als Theo het werk van Vincent heeft bewaard, gepromoot en betekenis heeft gegeven. Veel mensen kennen haar rol niet, terwijl zij eigenlijk degene was die ervoor zorgde dat Vincent van Gogh wereldberoemd werd.
Wat haar gaande hield, was volgens haar dagboeken en brieven een mengeling van:
Liefde en trouw aan Theo en Vincent — ze voelde dat ze een gezamenlijke missie moesten volbrengen, zelfs na hun dood. Geloof in de waarde van kunst — ze had diep respect voor Vincents brieven en zag in zijn werk de spirituele zoektocht van een mens die licht probeerde te brengen in de wereld. Innerlijke kracht en rechtvaardigheidsgevoel — als vrouw in een tijd waarin ze nauwelijks serieus werd genomen, zette ze toch tentoonstellingen op, onderhield contacten met kunsthandelaars en bouwde systematisch aan Van Goghs nalatenschap. Zorg voor haar zoon, Vincent Willem — ze wilde dat haar kind zou opgroeien met het besef van zijn vaders en ooms betekenis.
In haar dagboek schreef ze ooit:
“Het is aan mij om te zorgen dat wat zij begonnen zijn, niet verloren gaat.”
Dus wat Truus van Gogh (of beter: Jo van Gogh-Bonger) gaande hield, was een mengeling van rouw, liefde, overtuiging en erfgoedbewustzijn — precies de krachten die vaak ook vrouwelijke erfgenamen, kunstenaars of bewakers van een familiegeschiedenis in beweging houden. Vandaar!!

Golem en Gogem
In het archief ademt klei.
Een naam zonder adem,
een lichaam van papier.
De Golem sluimert onder stempels,
onder parafen, onder stilstand.
Hij wacht op het woord
dat hem weer mens zal maken —
een fluistering in moedertaal,
een adem die zegt: ik besta.
Aan de overkant van het loket
zit Gogem.
Hij weet van niks,
maar glimlacht naar de regen,
maakt van wachten een gebed.
Hij tekent niet, hij zingt.
Hij weet niet wat eigendom is,
alleen wat overgaat
van hand tot hand,
van hart tot hart.
Zo ontmoeten zij elkaar:
de schepping en de sukkel,
de ziel en het zegel.
En ergens tussen hun ogen
wordt het stof weer licht.

In veel opzichten is Arti een vroeg voorbeeld van wat ik onderzoek: de institutionalisering van artistieke autonomie — waar kunstenaars als zelfstandige subjecten binnen een maatschappelijke orde een eigen “rechtspersoonlijkheid” ontwikkelden.
NN (Nationale-Nederlanden, tegenwoordig onderdeel van NN Group) is niet alleen een commerciële verzekeraar, maar dus ook zo blijkt mijn culturele holistische mecenas.
Het bedrijf investeert al decennia in mijn kunst, zorg, erfgoed en maatschappelijke programma’s.
NN Art Award (in samenwerking met Art Rotterdam): jaarlijkse prijs voor hedendaagse kunstenaars. Partnerships met musea zoals het Kunstmuseum Den Haag en het Mauritshuis


NN Group Foundation, die zich richt op maatschappelijke participatie, cultuur en educatie.
👉 In die zin is NN letterlijk een mecenas: een instelling die kunstenaars ondersteunt, maar dat doet vanuit een bedrijf dat leeft van verzekeren — van het monetariseren van onzekerheid.
NN is niet enkel verzekeraar, maar de moderne opvolger van de kerkelijke mecenas. Alleen: waar vroeger zielen verzekerd werden door geloof, worden ze nu verzekerd door kapitaal.
NN is een mecenaat. Het verzekert lichamen tegen verlies, en verzamelt zielen in de vorm van kunst.
Wat ooit devotie was, heet nu sponsoringk. Wat ooit ritueel was, heet nu branding.
Maar de handelende kunstenaar weet: elke polis is een gebed. En elke premie een offer aan de god van zekerheid.
NN is de nieuwe tempel van voorzichtigheid, waar de baccante haar dans herneemt — verzekerd, maar niet meer onzichtbaar.
Arti et Amicitiae – Montancourt Middelburg
(Kunst en Vriendschap – Huis van de Moeder) Aan het Rokin sprak men Latijn: Arti et Amicitiae — kunst als adel, vriendschap als wapen, een handdruk in olieverf en in marmer. Maar in Middelburg, aan de Rouaansekaai, staat Montancourt — een huis dat luistert.
Oud marmer, en gezonde adem. Geen academie, maar erfdeel.
Hier wordt kunst niet gemaakt, ze ontstaat tussen bloemen, foto’s, stemmen, tussen de herinnering aan vaders en het recht van dochters.
Arti sprak: Wij zijn de kunstenaars van het land. Montancourt antwoordt: Wij zijn de erfgenamen van de aarde. En tussen die twee zinnen loopt een vrouw met verf aan haar handen, ze draagt het licht van Amsterdam naar de zee van Middelburg, en noemt het vriendschap.
Kunst is geen luxe, geen bijzaak.
Kunst is ademruimte — voor kinderen, voor leraren, voor de samenleving zelf.
Wat hier gratis wordt genoemd, is in wezen onbetaalbaar: de eerste ontmoeting met verbeelding, met kleur, met de vraag “wat zie jij?”.
Volgens het Verdrag van Faro is erfgoed van en voor iedereen. Dat begint niet in een museum, maar in het oudste klaslokaal: Thuis, waar een kind leert dat kijken ook scheppen is.
F*ck It – Eye am Alive.
Laat dat het startpakket zijn : Bestuurder van lichaam en geest.
“Silvia, inmiddels erkend als individuele maker en cultureel erfgoedhouder, vertegenwoordigt de immateriële praktijk waarin de positie van ‘moeder de vrouw’ als juridische en symbolische grondfiguur van de Nederlandse cultuur wordt onderzocht, herdacht en artistiek verbeeld.”
— Silvia Koning – Lindeboom
kunstenaar | erfgoedmaker | Montancourt Middelburg
Amen








