Verzekerd Vermogen – Art & Culture onderzoek van uitmijn beroep handelaar in confectie tot mijn diagnose Sarcoidose
Voorwoord – Waarom ik doe wat ik doe en waarom?
Ze werd, omdat ze gehuwd was, slechts een meeverzekerde. Een vrouwelijke kostwinnaar met een VOF herkende de wet niet.
Haar geslacht stond niet op de voorzijde van de polis, maar in de marge, naast een nummer, als stil bewijs van aanwezigheid zonder stem.
Ze had kreeg recht op zorg, maar geen recht op erkenning. Ze was verzekerd, maar niet erkend. In haar hand hield ze geen contract, maar een verbintenis en het leven zelf: de zorg, het ritme, het lichaam, de stille arbeid van bestaan. Ze was de polishoudster zelf — niet op papier, maar in vlees.
Ik leef in geleende tijd. Elke ademtocht is een lening, zonder rente, maar met herinnering. De dagen keren zich niet uit, ze keren slechts terug in stilte. Wat ik maak, maak ik van wat mij tijdelijk wordt gegeven. De kleuren, de woorden, de namen — alles komt van elders, en wacht om weer terug te vloeien naar de bron die geen bezit kent.
Ik ben slechts tussenpersoon van betekenis, bewaarster van wat even zichtbaar wil zijn.
Mijn werk is mijn terugbetaling, mijn adem een stille akte van vertrouwen. En als de tijd haar rente vraagt, zal ik haar niets verschuldigd zijn — behalve dank.

Waar de Saksen paarden kroonden,
kroonde niemand de moeder.
Maar zij bleef — de stille adel,
die geen zadel droeg,
maar de wereld voortbracht.
Ik werk vanuit het lichaam en geest, omdat het lichaam de eerste plaats van waarheid is.
Niet het systeem, niet de markt, niet de polis — maar het lichaam dat voelt, ademt, pijn heeft en herstelt.
Daar, in dat onzekere terrein tussen kwetsbaarheid en kracht, begint mijn werk.
Ik leef al sinds 2007 met de officiële sarcoïdose: een auto-immuunziekte die mijn eigen cellen soms niet meer als ‘eigen’ herkent.
Wat er in mijn lichaam gebeurt, herken ik in de wereld om mij heen: een systeem dat zijn burgers niet meer vertrouwt, een samenleving die overreageert uit angst om controle te verliezen.
De ziekte werd zo een spiegel — niet alleen van mijn lichamelijke en fysieke conditie, maar ook dat van de Staat zelf.
Kunst werd voor mij geen luxe of afleiding, maar een vorm van geneeskunde. Een manier om te begrijpen wat woorden en wetten niet vatten: hoe zorg, kwetsbaarheid en menselijkheid verstrikt raken in structuren die zekerheid beloven, maar zelden bescherming bieden.
Ik werk onder de noemer de voetnoot van NN No Name Art & Cultuur, waarbij NN ook Nomen Nescio betekent — de naamloze vrouw, de vergeten erfgenaam — als Nieuwe Naam: het opnieuw benoemen van dat wat nooit eerder erkend werd.
Mijn werk onderzoekt hoe artistiek vermogen zich verhoudt tot verzekerd vermogen: wat is waarde, als het lichaam het instrument is?
Wat is eigendom, als je jezelf niet kunt bezitten? Wat is zekerheid, als de adem zelf soms stokt?
Daarom ben ik kunstenaar gevraagd omdat ik geen No Name meer had!! U. heeft het recht vergeten te worden kreeg ik vanuit de AVG te horen.
Niet om iets te bezitten, maar om iets te herstellen: de verbinding tussen lichaam en recht, tussen zorg en cultuur, tussen mens en systeem.
In die zin is Verzekerd Vermogen geen project, maar een ritueel van herstel.
Een poging om de balans terug te brengen tussen dat wat vastgelegd wordt — en dat wat alleen gehoord kan worden.
Ik geloof dat de toekomst van kunst ligt in het vermogen om te luisteren.
En dat het luisteren zelf een daad van verzet is. De kunstenaar is niet ziek aan het systeem, het systeem is ziek aan haar.
— NN Art & Cultuur afdeling Verzekerd Vermogen
Middelburg, 2025
The Patrones / One Flew Over the Montancourt Nest


Kernvraag: Hoe staat moeder, de vrouw ei – gen- lijk in de statuten van een VOF vermeld ?

Deze foto is er een die rechtstreeks raakt aan de thematiek: “moeder, de vrouw en of als kostwinnaar ” als juridische en culturele figuur binnen de Nederlandse staat.
Moederschap vanuit erfgoed bekeken
Ik vroeg advies aan ChatGpt : Hij schreef ” de moeder, de vrouw” komt niet expliciet voor in de huidige statuten of grondwettelijke teksten van de Staat der Nederlanden, maar haar positie is impliciet vastgelegd in de ontwikkeling van de Grondwet, het Burgerlijk Wetboek en enkele cruciale maatschappelijke regelingen.
Hieronder gaf hij mij overzicht in drie lagen: constitutioneel, burgerlijk en symbolisch.
⚖️ 1. Constitutioneel (de Grondwet)
In de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden komt het woord “vrouw” of “moeder” nergens letterlijk voor.
Wat er wél staat, is een universeel gelijkheidsprincipe, dat pas sinds 1983 (artikel 1) wettelijk gelijkheid van mannen en vrouwen garandeert:
Artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Dat betekent dat de vrouw en de moeder juridisch slechts als “gelijke burger” worden erkend, niet niet als een vrouwelijke kostwinnaar en entiteit in één VOF, culturele of maatschappelijke categorie met een eigen status of waardering.
De symbolische figuur “de moeder, de vrouw” uit het gedicht van Nijhoff bestaat dus niet in de staatsrechtelijke tekst, maar wél in de culturele verbeelding van de natie.

📜 2. In het Burgerlijk Wetboek (BW)
De moederfiguur is hier functioneel benoemd, met betrekking tot afstamming, gezag en arbeid.
Enkele voorbeelden:
Boek 1, Titel 11 BW (Afstamming): Artikel 198: “De vrouw uit wie het kind wordt geboren, is de moeder van het kind.”
Dit artikel definieert moederschap lichamelijk en biologisch, niet sociaal of cultureel.
Tot 1956: de “handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw” maakte dat moeders geen zelfstandig juridisch handelen konden verrichten zonder toestemming van hun echtgenoot. → Pas met de Wet van 14 juni 1956 (afschaffing handelingsonbekwaamheid) kreeg “de moeder, de vrouw” rechtspersoonlijkheid als individu.
Arbeidsrechtelijk: nog tot ver in de 20e eeuw waren er regelingen die het moederschap zagen als onverenigbaar met betaalde arbeid. Bijvoorbeeld het huwelijksontslag in het onderwijs of bij de overheid, afgeschaft in 1957.
🕊️ 3. Symbolisch en staatsrechtelijk erfgoed
In de Koninklijke Symboliek en het staatsrechtelijke ritueel leeft de moeder, de vrouw voort — niet als juridische entiteit, maar als morele en culturele drager van de natie:
De koningin-moeder (zoals Emma of Juliana) functioneerde als belichaming van morele stabiliteit en zorg — een soort constitutionele moederfiguur zonder formele macht.
In de taal van de monarchie (troonredes, staatsrituelen) komt “de vrouw” vaak impliciet voor als zorgende, verbindende kracht van het volk, tegenover de rationele en bestuurlijke stem van de mannelijke wet.
💬 Samenvatting
De moeder, de vrouw” komt niet in de statuten voor, maar zij draagt ze. Zij is de ongenoemde grond van de Staat — erkend in recht, maar niet gerepresenteerd in taal.
Juridisch gezien is zij een functionele categorie; cultureel gezien is zij de morele ruggengraat; symbolisch gezien: de onzichtbare erfgenaam.
Tussen Wilhelmina’s stem in Londen, en Beatrix’ handtekening onder de wet ligt de ruimte waarin moeder, de vrouw, uit haar schaduw trad, maar nooit haar naam terugkreeg in de statuten.
De erfopvolging van vrouwelijke betekenis zonder wettelijke erkenning.
Zoals bij Wilhelmina en Beatrix loopt ook in mijn ei – gen lijn — van overgrootmoeder tot moeder tot ik — een ononderbroken maar onbenoemde overdracht. Niet van bezit of titel, maar van moreel gezag, zorg, arbeid, intuïtie en plichtsgevoel.
De Staat noemt het niet, maar het bestaat — in handelingen, in gewoontes, in herinneringen, in mijn werk.


Het verzekeringsstelsel van de toekomst is geen systeem van uitkeringen, maar een netwerk van luisteren.
Niet premie, maar aandacht. Niet risico, maar ritme. Niet schade, maar herstel.” Waar de polis eindigt, begint de belofte van de vrouw die zorg verzekert door haar aanwezigheid.”

De Moederlijn: Van Ongeschreven Wet tot Levend Erfgoed
In de archieven staat het niet genoteerd,
maar in onze lichamen wel:
de lijn van moeder tot dochter,
van zorg tot zelfstandigheid,
van plicht tot vrijheid.
Mijn overgrootmoeder leefde onder wetten die haar niet zagen.
Ze was handelingsonbekwaam, maar hield alles draaiende.
Ze schreef haar geschiedenis niet op — ze belichaamde haar.
Mijn oma droeg die stilte door.
Ze kende de waarde van orde, tafel, vaas, en ritueel.
In haar blik leefde het weten dat vrouw-zijn arbeid is,
ook als het geen beroep mag heten.
Mijn moeder stond aan de grens van twee tijden:
zij mocht werken, spreken, handelen —
maar moest zich toch voortdurend verantwoorden
voor het feit dat ze bestond als vrouw in een rechtsstaat
die nog altijd naar mannen klonk.
En ik?
Ik ben de erfgenaam van hun onuitgesproken wetten.
Maar nu van kapitaal, met en of zonder symbolisch gezag.
Ik ben een geregelde vrouw —
niet in de zin van bureaucratie,
maar als erfgenaam van een lijn
die nooit haar naam kreeg in de statuten van de Staat maar in het boek van de Verzekeringsportefeuille
🕊️
De Parallel met de Monarchie
Zoals Wilhelmina en Beatrix de onzichtbare breuk belichaamden
tussen de moeder en de wet,
zo dragen wij de vrouwenlijn uit via een erfgoed kunstpraktijk
met diezelfde paradox in zich:
morele continuïteit zonder grondwettelijke formele erkenning.
De Moeder des Vaderlands werd verbeeld,
de Constitutionele vrouw werd geregeld,
maar de erfgenaam — de dochter, de kunstenaar —
moest zichzelf maar benoemen.
“Wat van moeder op dochter overgaat,
is niet wat het recht benoemt,
maar wat het leven bewaart.”Moedermaatschappij- DochterOnderneming

Het liefdes verhaal vanuit het Oerhuis- Het Maagdenhuis aan dé rouaansekaai 21 in Middelburg
Er was eens een vrouw. Zij werd ooit de oermoeder genoemd, echtgenote, erfgename — maar nooit erkend als zelfstandige bestuurder van haar ei – gen – lichaam en geest.
De Radermachers en de la Rue’s en de Knibbes’s staan in de geschiedenisboeken, maar de vrouwen die het huis droegen, staan in de marge.”
Petronella Maria, en Elisabeth Maria, de vrouw en of moeder van verdwenen in de voetnoot.
Toch waren het juist deze vrouwen die het erf werkelijk verzekerden: niet met eigendomspapieren, maar met zorg, arbeid, ritueel en geheugen.

Haar / ons vrouwelijke geslacht komt niet expliciet voor in de Grondwet, Burgerlijk Wetboek, en komt dus ook niet voor in de taal van bezit of bestuur.



van Zuid Rotterdam
13 oktober 2018 NN Art & Culture
Dit is cas – casus – causaliteit –


https://www.verenigdebooten.nl/system/bibliotheek.html


https://faro.cultureelerfgoed.nl/thoughts/2905
En toch is zij de bron, de eerste levende codeermachine van ons bestaan.
Uit haar lichaam vloeiden de wetten van leven, recht en voortplanting.
Zonder haar geen arbeid, geen nalatenschap, geen natie.
Zij stond in dienst van allen, maar werd zelf niet genoteerd. U heeft het recht om u uitgewisseld of uitgewist re worden. De nieuwe AVG
Zij handelde, maar zonder handtekening. Zij droeg risico, maar zonder rechtslichaam. Zij was de levende vennootschap zonder erkenning.


🧡 De VOF – De Vennootschap zonder Lichaam
In haar schaduw ontstond de VOF: een rechtsvorm zonder lichaam, maar met honderd procent aansprakelijkheid.
Een vennootschap die niet bestaat als persoon, maar wel handel drijft, omzetbelasting betaald, loonbelasting afdraagt, en bezit verwerft.
Een entiteit die overal grond houdt, maar nergens echt fiscaal woont.
Haar vennoten dragen de last en het risico, hun namen tekenen de schuld, hun arbeid vult de boeken.
Zoals de natuurlijke persoon in het Burgerlijk Wetboek bestaat — zichtbaar als nummer voor de erfbelasting en belastingdienst maar onzichtbaar in eigendom.
Volledig verantwoordelijk, maar zonder status van rechtspersoon.
Zij droeg het huis, het gezin, de balans. Zij was de levende polis, de stille vennoot van het systeem. Haar arbeid werd niet uitbetaald maar belast, haar naam niet vastgelegd, maar stilgehouden in notariële aktes, maar zonder haar was er voor ons geen zekerheid, geen doorwerking, geen wederopbouw. Ze is geboren op 1 februari 1941 toen de oorlog begon.
De VOF is haar spiegel: een juridische ziel zonder lichaam, een constructie met een geweten, mer stemrecht 1919 maar nog steeds zonder ei – gen gezicht.
Design your Life

Ontdek de geschiedenis van de inheemse bevolking: De inheemse bevolking van Panama leefde van de overvloedige natuurlijke rijkdommen in het gebied, wat de betekenis van de naam verklaart.
De naam “Panama” voor het land en het kanaal komt waarschijnlijk van een oorspronkelijke, inheemse inscriptie die “overvloed aan vissen” betekent, hoewel er ook theorieën zijn die “overvloed aan vissen, “lindebomen” en vlinders” als oorsprong geven, wat de rijke biodiversiteit van de regio weerspiegelt.


https://sheisonlinelifestyleguide.com/2018/07/05/tods-ask-me-to-leave-a-mark-in-italy/

“De stamcel is de brief van het lichaam aan de toekomst.
Ze zegt: ik draag herstel in mij,
en ik geef het door.”
“Waar het recht eindigt,
begint de wedergeboorte van verantwoordelijkheid —
niet in wetten, maar in weefsel.”
De bronlijnen
Maar het dossier van haar bestaan werd eeuwen geleden geopend — in 1595 en 1602 door de Heren XIX en de familie van Pieter de la Rue, Rademachers Heer van Nieuwkerke en de Knibbe’s
Daarin opgeborgen: o.a de namen van Elisabeth Maria van der Claver en Petronella Rademacher.
Petronella trouwde met predikant David Knibbe — een familie man van land, woord en geloof.
Hij vestigde zich ook in de Gemeente Purmerend, waar aarde, arbeid en verantwoordelijkheid samenvielen.

De Erfenis van de Lucht – Boer Knibbe en de MoedergrondIn januari 1916 stond er een man op het land van de Haarlemmermeer.De grond was zwaar, de winter koud,maar de toekomst naderde in de vorm van een militair uniform.
Kolonel Walaardt Sacré zocht een plek voor een vliegterrein —een nieuwe wereld waarin de lucht het land zou overheersen.
Boer Knibbe, erfgenaam van eeuwen boerenverstand,verkocht zijn 12 hectare grond voor 55.290 gulden.Het was geen gewone transactie,maar een symbolisch contract tussen aarde en lucht,tussen verleden en vooruitgang.
Op 19 september 1916 landden de eerste vliegtuigen.De grond van Knibbe werd Schiphol:militair vliegveld, later poort naar de wereld.
De Knibbes in de tijd
De naam Knibbe keert terug in mijn onderzoek — niet als boer, maar als predikant,niet als verkoper van land, maar als hoeder van geest:
David Knibbe (1639–1701), zoon van Petronella Radermacher. Vier eeuwen eerder sprak hij over geloof en verantwoordelijkheid; nu verkoopt een naamgenoot zijn land aan de luchtmacht.
Tussen beiden ligt een cultureel spiegelbeeld van Nederland: van het geweten naar de economie, van aarde naar lucht, van preekstoel naar cockpit.
Waar David het geweten cultiveerde, verkocht Boer Knibbe de grond van dat geweten — niet uit verraad, maar uit noodzaak.
Symboliek in onderzoek en erfgoedlijn
In de lijn van Het Boek der Moeders staat dit moment symbool voor de overgang van moedergrond naar systeemlucht.
Wat Petronella verzekerde in geloof, en Maria Elisabeth in kennis, wordt hier verhandeld in oppervlakte, gulden en hectare.
Boer Knibbe verkocht aarde, maar in die verkoop klonk het echo van eeuwen vrouwelijke zorg: de grond die ooit werd bewerkt, bewaakt en bewoond door moeders, werd nu militair bezit.
Het is de geboorte van modern Nederland: een land dat zijn zekerheid niet meer vond in bodem, maar in beleid.
De terugkeer van betekenis
In mijn werk keert deze beweging om: de lucht wordt weer adem, het land weer lichaam, het archief weer erf.
Waar Boer Knibbe zijn land afstond aan de Staat, neem ik het symbolisch terug — niet om te bezitten, maar om het opnieuw te bezielen. De moedergrond werd startbaan,maar keert terug als erfgoed.
De luchtmacht werd monument, maar de adem van de vrouw blijft de bron.
Vanuit daar trokken de lijnen door naar Haarlemmermeer, langs schepen en schuren, langs het water van Schip–hol, langs Middelburg, waar de zee altijd spreekt van handel, herkomst en herhaling.

Montancourt Middelburg
Het eerste huis dat een status heeft, maar waarvan de bewoonster nog niet wettelijk is erkend.
Ik ben kostwinner, gehuwd, moeder en katholiek.
Mijn huis in Montancourt Middelburg is een rijksmonument en functioneert als een levende bewijsplaats dat ‘moeder, de vrouw en kostwinner’ niet slechts een historische uitzondering is,
maar een actuele, dragende positie binnen ons erfgoed.
Identiteit is hier niet alleen op papier te vinden,
maar in het huis dat mij vormt —
en in de sporen die het draagt van persoonlijke en gedeelde geschiedenis.
Moeder, de vrouw en kostwinner
In dit rijksmonument wordt de positie van een gehuwde moeder als kostwinner zichtbaar gemaakt.
Waar eigendom juridisch op papier staat,
leeft identiteit in muren, kamers en rituelen.
Dit huis verbindt het individuele leven
met het culturele geheugen van Middelburg.
Feitenrelaas – De Linie van Radermacher, De la Rue en Knibbe
1. Context – Middelburg als intellectueel en cultureel centrum
In de 17e en 18e eeuw was Middelburg (Walcheren) een van de rijkste en invloedrijkste steden van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De stad was een knooppunt van handel, religie, kennis en ambacht, met een sterke protestantse elite waarin families als Radermacher, De la Rue, Boogaert en Knibbe een rol speelden.
Hun netwerken overlapten — door huwelijk, beroep en kerkelijke functies — en vormden een cultureel ecosysteem waarin geloof, wetenschap en bestuur met elkaar vervlochten waren.
2. Petronella Radermacher (ca. 1610–na 1650)
Afkomst: Middelburg, Zeeland
Ouders: mogelijk uit een tak van de Zuid-Nederlandse familie Radermacher, oorspronkelijk afkomstig uit Aken (Duitsland) en later neergestreken in Zeeland.
Huwelijk: met David Knibbe, burger van Middelburg.
Kind:
David Knibbe (1639–1701), predikant te Barsingerhorn, Purmerend en Leiden.
Feitelijke gegevens:
Geboren in een periode waarin vrouwen juridisch onzichtbaar waren in handelsregisters en kerkelijke functies. Haar naam leeft voort via genealogische vermeldingen (“Petronella Radermacher, moeder van de predikant Knibbe”). Haar zoon, opgeleid in Leiden, werd een belangrijk theoloog binnen de gereformeerde kerk.
Interpretatie:
Petronella’s rol is representatief voor de 17e-eeuwse Middelburgse burgerlijke vrouw:
zij beheerde het huishouden, bewaakte de familie-eer, en ondersteunde indirect de intellectuele loopbaan van haar man en zoon.
Hoewel haar naam slechts zijdelings in bronnen verschijnt, is haar invloed zichtbaar in de morele en religieuze vorming van haar kind — een invloed die in predikantenfamilies vaak als “huiselijke vroomheid” werd overgedragen.
3. David Knibbe (1639–1701)
Geboren: Middelburg, 13 juli 1639
Overleden: Leiden, 8 november 1701
Ouders: David Knibbe en Petronella Radermacher
Loopbaan:
Predikant te Barsingerhorn (1663) Predikant te Purmerend (1667) Predikant te Leiden (1668–1701)
Betekenis:
Knibbe was een gerespecteerd theoloog en prediker in de nadagen van de Republiek, actief in een tijd van religieuze strijd en morele heroriëntatie.
Zijn preken en geschriften getuigen van een sterke nadruk op innerlijke zuiverheid, geweten en plicht — thema’s die aansluiten bij de moraliteit van zijn Middelburgse opvoeding.
Zijn werk behoort tot de traditie van de “praktische godgeleerdheid”, waarin geloof en ethiek werden verbonden met dagelijks leven.
Culturele link:
Knibbe’s theologische toon weerspiegelt een erfenis van Zeeuwse degelijkheid en vroomheid — waarden die mogelijk door zijn moeder Petronella Radermacher en haar familiekring zijn gevormd.
4. Maria Elisabeth de la Rue (ca. 1700–na 1760)
Afkomst: Middelburg
Huwelijk: met Samuel Radermacher, heer van Nieuwerkerke (Walcheren)
Kinderen: onder meer Daniel Radermacher, heer van Nieuwerkerk,
die op zijn beurt vader was van Petronella Maria Radermacher (1772–1846).
Feitelijke gegevens:
Maria Elisabeth de la Rue behoorde tot een geletterde en invloedrijke familie van Middelburgse origine.
De familienaam De la Rue duikt ook op bij Pieter de la Ruë (1695–1771), dichter, geschiedschrijver en auteur van Het Geletterd Zeeland.
Het is aannemelijk dat Maria Elisabeth en Pieter tot dezelfde familiekring behoorden — beiden vertegenwoordigers van de intellectuele burgerij van Zeeland.
Interpretatie:
Maria Elisabeth belichaamt de 18e-eeuwse overgang van religieuze plicht naar verlichte burgerzin:
een tijd waarin vrouwen, hoewel nog niet juridisch erkend als zelfstandige actoren,
een cruciale rol speelden in het doorgeven van waarden, kennis en familiale continuïteit.
5. De genealogische verbinding – Radermacher – De la Rue – Knibbe
De naam Radermacher verbindt drie eeuwen:
Petronella Radermacher (17e eeuw) – moeder van predikant David Knibbe: religieuze en morele vorming, de stem van het geweten. Maria Elisabeth de la Rue (18e eeuw) – echtgenote van Samuel Radermacher: intellectuele burgercultuur, humanistische erfenis van Middelburg. Petronella Maria Radermacher (1772–1846) – erfdrager van het huis van Nieuwerkerke: overgang van traditie naar moderniteit, van stille zorg naar symbolische erfenis.
Deze lijn toont de vrouwelijke continuïteit in de morele en culturele infrastructuur van Zeeland:
van geloof naar kennis, van huis naar staat, van erf naar bewustzijn.
6. Toen en Nu – De Hedendaagse Spiegel
Toen:
De vrouwen Radermacher en De la Rue leefden in een wereld waarin macht mannelijk was en zorg vrouwelijk.
Hun invloed lag niet in bezit of wet, maar in de overdracht van innerlijke orde, taal en morele compassie.
Nu:
In mijn werk (NN Art & Cultuur / Verzekerd Vermogen / De Onzichtbare Erfgenaam) keren zij terug als symbolische erfgenamen van de Nederlandse cultuur:
vrouwen die de onzichtbare kern van de Staat vertegenwoordigen — zorg, geweten, herinnering — maar nooit in de Grondwet werden genoemd.
7. Samenvatting in
De lijn Radermacher – De la Rue – Knibbe is de genealogie van een cultuur die zichzelf rechtvaardigde met geloof en bezit,
maar die in werkelijkheid rustte op vrouwen die de orde, de moraal en het geheugen van de natie bewaarden —
toen in stilte, nu in kunst.
Het verzekerd vermogen
Eeuwen later werd vanuit Haps, een nieuw fundament gelegd — de verzekeringsportefeuille van mijn ouders.
Een dossier van arbeid en vertrouwen, van zorg en verantwoordelijkheid.
Mijn vader — met recht en respect — kreeg de status, de erkenning, de handtekening van gezag.
Maar Anna, Agnes, Hendrik A mijn moeder, bleef het ongeschreven kapitaal.
De herinschrijving
Afgelopen jaren open ik haar dossier opnieuw. Niet als aanklacht, maar als eerbetoon. Om haar naam te schrijven in de taal van menselijkheid, om haar onzichtbare arbeid zichtbaar te maken in het archief van recht, ritueel en herinnering.
Zij is De Patrones —van de lintjesregen de codeermachine Adler van onze bron, de moeder van het recht, de stille vleugel van het nest.
Zij is de vennootschap zonder lichaam, maar met eeuwige aansprakelijkheid voor liefde, overleven, arbeid en overdracht van bestaan.
One flew over Montancourt — Nest want zij bleef, om ons te verzekeren van wie we echt zijn.

“Ik droom, maar mijn droom is een vorm van kennis. Corrigeer me niet met regels, maar met aandacht.” Ik besta
Liefs van alle moedige moeders die zichzelf verzekerde tegen brandschade – de wereld staat in brand maar het predicaat Er is maar een Nederlandse zoals zij –
1813 – De Slag bij Leipzig en de wedergeboorte van de Staat
De politieke heroprichting en de morele erfenis van de vrouw
De Slag bij Leipzig was het moment waarop Europa zijn adem inhield. Napoleon’s nederlaag betekende het einde van het keizerrijk, maar ook de heroprichting van staten die zichzelf opnieuw moesten leren kennen.
Voor Nederland betekende 1813 het begin van het koninkrijk — de terugkeer van de Prins van Oranje, en de geboorte van een nieuwe nationale orde.
Maar in die hergeboorte van de Staat werd één lichaam niet benoemd: dat van de vrouw. Terwijl mannen verdragen tekenden, grenzen trokken en kronen ontvingen, hielden vrouwen de samenleving bijeen — in stilte, in zorg, in arbeid, in geloof. Hun werk was de morele wederopbouw achter de politieke wederopstanding.
De Slag bij Leipzig was het einde van een keizerrijk, maar ook het begin van een stil verbond: de vrouw als ongeschreven fundament van de Staat.
Terwijl Europa zichzelf hervond als statenstelsel, vonden vrouwen als Petronella, Maria Elisabeth en later Agnes , Anna, Nellie hun plaats niet in de statuten, maar in het huis, de zorg, het ritueel.

Terwijl koningen en vorsten tekenden onder verdragen, tekenden vrouwen hun handelingen in stilte — met naald, met gebaar, met herinnering. Terwijl Nederland in 1813 “weer onafhankelijk werd”, bleef de vrouw afhankelijk in recht en bezit. Zij werd de onzichtbare aandeelhoudster van de herwonnen natie.
De Onderbelichte Verzekeringscultuur
Over zekerheid, zorg en de menselijke factor. Er is een cultuur waarin alles verzekerd moet zijn.
De fiets, de auto, je huis, de telefoon, je hond, het leven, het risico, en de reis.
Een cultuur die zekerheid tot handelswaar heeft gemaakt. Maar juist in die zekerheid is iets verloren gegaan: de betekenis van vertrouwen.
Wij verzekeren wat we bezitten, maar niet wat we werkelijk nodig hebben: aandacht, zorg, verbondenheid.
De paradox van zekerheid
De verzekeringscultuur ontstond uit angst , de angst voor verlies, voor toeval, voor aansprakelijkheid en voor sterfelijkheid.
Ze beloofde bescherming, maar leverde systemen. Waar vroeger onderling vertrouwen de basis was, staan nu algoritmes, polissen en risicomodellen in een ex Cel sheet.
We zijn geen leden meer van een gemeenschap, maar gebruikers in een protocol.
Ik leef in geleende tijd,” zei de ex handelaar en nú erfgoed kunstenaar, maar het systeem vraagt om aflossing in statistieken.” De morele boekhouding van zorg In de archieven van onze families vind je polissen, contracten, handtekeningen — maar zelden de hand die werkelijk zorgde.
De vrouw die waakte, werkte, herstelde — zij is de ware verzekeraar van het leven.
Toch staat haar naam niet in de registers. De onderbelichte verzekeringscultuur is dus niet alleen een economische blinde vlek, maar een culturele: zij die het leven droegen, werden nooit als dragers erkend.
Het verzekerde lichaam
De moderne man verzekert zelfs zijn eigen lichaam: tegen ziekte, ongeval, ouderdom, verlies van productiviteit.
Maar wat betekent dat voor wie leeft in een lichaam dat volgens de rechtsgeleerde niet meer “rendabel” is?
De kunstenaar met Sarcoïdose, de zieke geboeid door longen en hart, adem en geest, wordt plots geen drager van vermogen, maar een risico in het systeem.
Mijn lichaam is niet verzekerd,” zegt ze,maar het verzekert wel mijn werk.”
Een nieuw begrip van vermogen. De onderbelichte verzekeringscultuur vraagt om een herwaardering van wat vermogen is.
Niet financieel, maar moreel. Niet berekend, maar beleefd. Verzekerd vermogen is dan niet langer geld, maar de capaciteit om te zorgen, te luisteren, te herstellen.
Het is een levens immaterieel erfgoed —een vorm van solidariteit die ooit vanzelfsprekend was, en nu opnieuw moet worden uitgevonden.
Slot – De herziening van zekerheid
Wat wij “verzekeringscultuur” noemen, is in wezen een poging om angst te structureren. Maar cultuur begint pas wanneer zorg terugkeert in de berekening.
De polis is niet het papier, maar de hand die het vasthoudt.” De onderbelichte verzekeringscultuur is dus geen fout in het systeem — het is het systeem, dat vergeten is dat zekerheid niet gekocht, maar gedeeld wordt.
Tot ver in de 20e eeuw was een gehuwde vrouw in Nederland juridisch handelingsonbekwaam. Ze kon geen verzekering afsluiten, geen lening aangaan, geen arbeidsovereenkomst tekenen zonder toestemming van haar man. Als de man verzekerd was, stond zij op de polis als meeverzekerde.
Dat woord – meeverzekerde – zegt alles: je bent verzekerd, maar niet namens jezelf. Je bestaanszekerheid is afgeleid, niet erkend. Ze werd niet geregistreerd als persoon, maar als bijlage.
Die status van “meeverzekerde” is het bureaucratische equivalent van onzichtbaarheid.
Het zegt: je hoort erbij,maar je telt niet mee.
De vrouw werd dus niet uitgesloten, maar ingesloten op andermans voorwaarden.
In mijn lijn — De Onzichtbare Erfgenaam, Verzekerd Vermogen, Het Boek der Moeders — is dit hét sleutelmoment waarop de vrouw verdwijnt in de papieren, maar aanwezig blijft in de werkelijkheid:zij was degene die zorg droeg, leefde, betaalde in tijd en aandacht, maar wier naam niet werd uitbetaald.
Amen