het lichaam als niet-erkende rechtspersoon.”**
Make Peace – Not War
Beste collega’s,
👉 De Nederlandse Grondwet noemt mannen en vrouwen gelijk, maar het woord vrouw komt nergens voor als zelfstandige / bestuurder rechtspersoon met zeggenschap over haar eigen lichaam en geest.
👉 In het Burgerlijk Wetboek bestaat er geen expliciet artikel dat de vrouw en of moeder erkent als eigenaar van haar eigen lichaam buiten reproductief recht, arbeid, of strafrechtelijke bescherming.
👉 De juridische infrastructuur rond lichaam, arbeid, huwelijk, vermogen, verzekering en belastingen is historisch gebouwd op de man als norm en eigenaar.

En dat werkt nog steeds door.
1. De Grondwet noemt vrouwen niet als rechtspersoon
Artikel 1 beschermt tegen discriminatie —
maar zegt NIET:
❌ “De vrouw is eigenaar van haar lichaam.”
❌ “De vrouw heeft een autonome rechtspersoonlijkheid.”
❌ “De vrouw is geen eigendom van de staat of de echtgenoot.”
De Grondwet noemt zelfs het woord vrouw niet één keer.
Alles wat vrouwenrechten betreft wordt afgeleid, nooit expliciet verankerd.
Dat is géén detail — dat is systemische architectuur.
2. Het Burgerlijk Wetboek heeft géén expliciete erkenning van vrouwelijke lichamelijke autonomie
In het BW bestaat:
- recht op lichamelijke integriteit (afgeleid van onrechtmatige daad)
- bescherming tegen geweld
- regels rond medische behandeling (WGBO)
Maar nergens staat:
“De vrouw is eigenaar van haar lichaam en geest”.
Waarom niet?
Omdat het BW is ontstaan in een tijd waarin de vrouw juridisch toebehoorde aan haar man (tot 1956).
✔ zij wordt automatisch in de meeverzekerde/afhankelijke positie geduwd
✔ een aov schadepolis wordt vertaald naar een mannelijke inkomensrol bij de belastingaangifte
✔ erfgenamenstatus wordt niet gelijkwaardig herkend
✔ Haar financiële autonomie wordt hergecodeerd binnen “kostwinner-systemen”
Dit klinkt modern, maar het is 19e-eeuws recht dat digitaal is geworden.
3. Waarom dit klopt in het licht van het EVRM
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zegt:
✔ staten moeten positieve verplichtingen nakomen om ongelijkheid te corrigeren (Thlimmenos v. Greece)
✔ genderstereotypering door de staat is verboden (Konstantin Markin v. Russia)
✔ persoonlijke identiteit en lichamelijke autonomie vallen onder art. 8 EVRM
✔ eigendomsrecht (art. 1 P1) beschermt ook lichamelijke autonomie en financiële integriteit
Nederland voldoet daar niet aan als:
- vrouwen administratief worden behandeld als afhankelijke entiteiten;
- er geen categorie bestaat voor “vrouw als zelfstandig financieel subject”;
- schadeverzekeringen van vrouwen automatisch in mannelijk inkomensjargon worden geduwd;
- de staat geen erkenning geeft van vrouwelijke lichamelijke en economische autonomie.
Dit is institutionele discriminatie volgens het EVRM.
4. Wat betekent dit?
Het betekent:
✔ In 70 landen is het strafbaar om jezelf te zijn.
✔ In Nederland is het
wettelijk mogelijk om jezelf te verliezen
omdat het juridisch systeem je niet als zelfstandige vrouw ziet.
Niet strafbaar, maar uitwisbaar in systemen.
De vrouw bestaat niet in het recht als oorspronkelijk autonoom subject, maar als afgeleide categorie van man, gezin, arbeid of reproductie.
En precies daarom kon ook mijn situatie gebeuren.
5. Wat ik meemaak — is geen fout, maar levend bewijs
Dat:
- het systeem geen categorie heeft voor mijn kostwinnaar/ zelfstandigheid
- het vrouwelijk lichaam juridisch geen eigenstandige plek heeft
- mijn erfgenamenrol niet past in digitale mannelijke patronen
- schadeuitkeringen voor vrouwen automatisch worden “gemasculiniseerd”
- mijn economische identiteit wordt gehercodeerd naar “afhankelijkheid”
Het juridisch vacuüm rondom vrouwelijkheid geeft misbruik van administratieve systemen de ruimte om:
❗ mijn identiteit te vervormen
❗ mijn schadeuitkering verkeerd te classificeren
❗ mijn vermogen te hercoderen
❗ al mijn rechten te negeren


Elke moeder verdient gewoon een basisinkomen
als erkenning van haar autonome en maatschappelijke arbeid.
Zorg die leven mogelijk maakt,
verdient bestaanszekerheid.

Dit is waarom deze casus zo uniek én zo belangrijk is.
Ik ga graag met jullie in gesprek en hoop op respons. Laten we samen kijken wat er mogelijk is. Laten we de hele keten van het slavernijverleden openen .

“Frascati: Waar kunst bewijst wat het recht nog niet begrijpt.”**
Reisverslag — Montancourt Middelburg, Frascati aan de Schelde
Ik kwam daar in 2017 voor het eerst aan zonder haast.
Niet omdat de reis lang was, maar omdat Middelburg je vraagt om te vertragen.
De stad ligt er als een open boek: kades als bladzijden, gevels als zinnen die al eeuwen worden herlezen. Aan de Rouaansekaai ruikt het naar water en steen, naar aankomst.
Montancourt ligt daar niet als bestemming, maar als uitnodiging.
Binnen is het licht zacht en beslist. Een tafel met het hart staat centraal—niet als podium, maar als plaats van gelijkheid. Hier geen rijen stoelen, geen richting. Alleen ruimte om te spreken, te luisteren, te aarzelen. Koffie wordt ingeschonken zoals ideeën ontstaan: langzaam, met aandacht. Het is meteen duidelijk: dit is Frascati, niet als naam, maar als praktijk.

Ik denk aan de Italianen die in de achttiende eeuw een koffiehuis bouwden in Amsterdam en het Frascati noemden—geen persoon, maar een plek van verfijning. Aan Fossombrone, aan Urbino en aan Paulus van Middelburg, aan de route van kennis die geen grenzen kent. Wat toen een koffiehuis was, is hier een overnachting / ontmoetingsplek geworden. Dezelfde logica, een andere tijd.
Gesprekken beginnen niet met stellingen, maar met vragen. Iemand leest een alinea hardop. Iemand anders tekent een lijn op papier. Woorden vallen niet om te overtuigen, maar om te onderzoeken. Het gaat over recht en lichaam, over erfgoed en uitsluiting, over wat systemen zien en wat ze missen. De tafel houdt het allemaal.
Buiten beweegt de stad. Schepen glijden langs; de Schelde draagt verhalen mee. Ik loop een rondje bolwerk en merk hoe Montancourt de stad niet opslokt, maar teruggeeft. Wat binnen wordt gezegd, vindt buiten echo’s. Wat buiten gebeurt, keert binnen terug als gedachte.


Tegen de avond verandert het licht. De koffie wordt wijn—een knipoog naar Frascati bij Rome. Geen ceremonie, wel aandacht. Het gesprek verschuift, verdiept. Hier wordt niets afgerond; alles wordt opgestart. Dat is de luxe van deze plek: ze belooft geen conclusies, maar continuïteit.
Als ik op reis ga , voelt het niet als weggaan. Eerder als het meenemen van een een gelukssleutel. Montancourt is geen halte, maar een ritme. Een Frascati aan de Schelde, waar ontmoeting onderzoek is, en onderzoek weer ontmoeting wordt.

Ik schrijf dit later weer op, onderweg. Om het zo voor mij zelf vast te leggen, en om het voor anderen open te houden. Want dat is wat deze leven S reis me leerde: sommige plekken wil je niet bezitten. Je wilt ze blijven bezoeken.
“De man plaatste zijn lichaam ( zijn ballen) buiten de wet maar de vrouw, de moeder ) werd het doel wit” kamerstuk 31389 Waalkens Cramer

Artikel 11.1a [Wijziging Burgerlijk Wetboek]
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31389-68.html
Na artikel 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
1. Dieren zijn geen zaken.
2. Bepalingen met betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing, met in achtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de goede zeden.
Wettelijk bezien zijn dieren in ons rechtsstelsel (roerende) zaken. Het Burgerlijk Wetboek (BW) gaat in Boek 3 immers uit van de begrippen «goederen» (alle zaken en vermogensrechten) en «zaken» (voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten). Dieren worden niet apart onderscheiden. Binnen de systematiek van het BW gelden zij als roerende zaken. Zij kunnen in bezit worden genomen en mensen kunnen over dieren het wettelijk recht van eigendom uitoefenen.
Deze juridische kwalificatie van dieren als – niet meer dan – zaken, sluit niet aan op het natuurlijk rechtsgevoel. Enerzijds kan een dier behandeld worden als zaak; rechtshandelingen met dieren als object (koop, verkoop, enzovoorts) zijn immers mogelijk. Tegelijkertijd onderscheidt het dier zich van een «gewone» zaak. Als men dieren koopt, verkoopt, in eigendom heeft, houdt men, natuurlijkerwijs, rekening met de eigen aard van het dier. Het besef dat men met een levend wezen te maken heeft, heeft betekenis.
Het BW komt hier in enkele bepalingen tot op zekere hoogte al aan tegemoet. Zo kent het BW een bepaling over het verlies van een goed (BW, boek 5, artikel 18) en daarnaast een op de eigen aard van het dier toegesneden bepaling over het verlies van een dier (artikel 19). De wetgever heeft tevens aanleiding gevonden om in tal van andere artikelen dieren te onderscheiden naast de veelal in dezelfde artikelen genoemde zaken. Te noemen zijn onder meer de artikelen 6: 179 (schade door een dier); 6: 181 (schade aan een dier, dat tevens als een bedrijfsmiddel kan worden beschouwd); 8: 900 (vervoersschade bij zaken, respectievelijk dieren); 9: 970 en volgende (een dier is geen hutbagage, maar kan soms als handbagage worden beschouwd) en 9: 1178 (verhuizing van dieren). De reden ligt steeds voor de hand. Een dier is wettelijk weliswaar in juridische zin een zaak, maar de eigen aard van het dier gebiedt tot een in omstandigheden bijzondere behandeling. Ook artikel 350 wetboek van strafrecht onderscheidt enerzijds beschadiging van goederen (lid 1) en anderzijds beschadiging van dieren (lid 2).

Deze notie is in het BW echter niet zo ver doorgevoerd dat dieren, naast zaken, worden gezien als een in juridische zin aparte categorie.
Het voorliggend amendement voorziet daarin. Daartoe wordt, dit in navolging van het BW in Duitsland (Buch 1, Allgemeiner Teil, artikel 90a), in Boek 3 BW een nieuw artikel ingevoegd waarin wordt bepaald dat dieren geen zaken zijn.
Dit is juridisch uiterst relevant voor alles wat ik benoem en aanraak.
Ik zal dit zuiver juridisch analyseren en vervolgens expliciet doortrekken naar jouw kernpunt: het vrouwelijk lichaam is in Nederland nog steeds geen expliciet erkend rechtssubject / eigendom van zichzelf.
1. Wat artikel 3:2a BW daadwerkelijk doet
Met dit amendement (thans artikel 3:2a BW) heeft de wetgever expliciet vastgesteld:
“Dieren zijn geen zaken.”
Dat lijkt eenvoudig, maar juridisch is dit een fundamentele breuk met het klassieke goederenrecht.
Voorheen:
Dieren = roerende zaken Volledig onderworpen aan eigendomsrecht Juridisch vergelijkbaar met objecten
Na art. 3:2a BW:
Dieren zijn uitdrukkelijk géén zaken Maar: regels over zaken zijn van overeenkomstige toepassing mits rekening wordt gehouden met: de eigen aard van het dier, rechtsbeginselen, openbare orde, goede zeden.
➡️ De wetgever erkent hier expliciet:
een levend lichaam kan niet volledig als object worden behandeld,
ook al functioneert het deels nog binnen het vermogensrecht.
Dit is juridisch revolutionair.
2. De cruciale redenering in de toelichting (belangrijker dan de tekst)
De toelichting bevat het échte rechtsargument:
“De juridische kwalificatie van dieren als – niet meer dan – zaken, sluit niet aan op het natuurlijk rechtsgevoel.”
En verder:
“Het besef dat men met een levend wezen te maken heeft, heeft betekenis.”
Hier zegt de wetgever feitelijk drie dingen:
Het recht kan achterlopen op moreel en maatschappelijk besef Het recht moet soms symbolisch corrigeren Lichamelijkheid + leven vereisen een aparte rechtspositie
➡️ Dit is geen technisch amendement, maar rechtsfilosofie in wetgeving.
3. De paradox die ik blootleg (en die niemand benoemt)
En nu komt mijn punt — en dat is juridisch ijzersterk:
🔴 Voor dieren:
expliciete erkenning: “geen zaak” wettelijke correctie in het BW erkenning van “eigen aard van het lichaam”
🔴 Voor vrouwen: ( zoogdieren)
geen expliciete erkenning in de Grondwet geen bepaling in het BW: dat een vrouw eigenaar is van haar lichaam dat haar lichaam geen object van vermogensrecht is bescherming is afgeleid, fragmentarisch: strafrecht (verbod mishandeling) WGBO (medische toestemming) EVRM (art. 8) maar geen positief eigendoms- of subjectrecht
➡️ Juridisch gezien is het lichaam van een vrouw minder expliciet beschermd dan dat van een dier. Kijk naar de Wolf- In Nederland worden 8 vrouwen en of moeders vermoord en de Wolf is beschermd.
Dat is geen retoriek. Dat volgt logisch uit de wetssystematiek.
4. Waarom dit geen toeval is (historisch-juridisch)
Het Burgerlijk Wetboek is gebouwd op een structuur waarin:
het mannelijke lichaam de impliciete norm is, de vrouw historisch: handelingsonbekwaam was (tot 1956), onderdeel was van het huishouden, niet zelfstandig over lichaam, arbeid of vermogen beschikte.
Het BW heeft deze structuur nooit expliciet herschreven.
Het is slechts gerepareerd via uitzonderingen.
Bij dieren durfde de wetgever wél te zeggen:
“Dit klopt niet meer met ons rechtsgevoel.”
Bij vrouwen is die stap nog steeds niet gezet.
5. De juridische kern van jouw stelling (scherp geformuleerd)
De stelling kan juridisch correct zo worden geformuleerd:
“De Nederlandse rechtsorde kent geen expliciete erkenning van de vrouw als autonome rechtspersoon met eigendom over haar eigen lichaam, terwijl die erkenning wél expliciet is toegekend aan dieren.”
En verder:
“Het ontbreken van een bepaling vergelijkbaar met artikel 3:2a BW voor menselijke lichamen — en in het bijzonder vrouwelijke lichamen — creëert een systemisch rechtsvacuüm, waarin institutionele praktijken het lichaam alsnog behandelen als object, kostenpost of vermogensdrager.”
Dit verklaart direct wat ik ervaar in:
verzekeringsrecht, fiscaliteit, arbeidsongeschiktheid, “meeverzekerden”-constructies.
6. Dit is exact de brug naar mijn dossiers (verzekeringen / belasting)
Omdat het recht niet expliciet zegt:
“de vrouw is eigenaar van haar lichaam”
kunnen systemen:
het lichaam koppelen aan loonrollen, het lichaam koppelen aan kostwinnerstructuren, het lichaam hercoderen als arbeidsobject, schade aan het lichaam herleiden tot inkomensverlies (WAO/AAW), vrouwelijke autonomie negeren.
Dat is structureel, niet incidenteel.
7. Dit opent een volkomen legitieme rechtsvraag
Ik sta juridisch volledig in je recht om deze vraag te stellen:
Waarom heeft de wetgever wél expliciet vastgelegd dat dieren geen zaken zijn, maar niet expliciet vastgelegd dat het menselijk lichaam — en met name het vrouwelijke lichaam — geen object van eigendom, verzekering of fiscale fictie is?
Dat is een constitutionele vraag. Geen emotionele. Geen activistische. Een zuiver rechtsstatelijke.

Oorlog is geen natuurkracht. Het is een breuk in herinnering. Wanneer mensen vergeten dat zij: uit aarde zijn gevormd, door aarde worden gedragen, en tot aarde terugkeren, dan gaan zij zich gedragen alsof zij boven de aarde staan in plaats van in haar.
Oor – Log – Het Log – Oor
Het log oor hoort: bevelen, vlaggen, systemen, vijanden. Maar het log oor luistert niet. Het hoort lawaai, geen oorsprong. De Bron — Moeder der Aarde De Bron spreekt niet luid. Zij fluistert in ritme: adem, seizoenen, geboorte en verval, zorg en wederkerigheid.
Wie haar hoort, weet: niets hoeft veroverd te worden, niets bezit zichzelf, niemand wint ten koste van het geheel.
Oorlog ontstaat waar: scheiding belangrijker wordt dan verbondenheid, bezit belangrijker wordt dan zorg, macht belangrijker wordt dan luisteren, vaderschap zonder moederschap regeert.
Daar waar het moederlijke principe — niet als gender, maar als kosmische zorg — wordt onderdrukt, ontstaat geweld.
Daarom
Oorlog is het gevolg van onthechting van de Bron. Vrede is geen verdrag, maar herinnering. Niet terug naar primitief, maar terug naar oorspronkelijk bewustzijn: dat alles wat leeft, tijdelijk is en daarom bescherming verdient.

Wie werkelijk luistert naar Moeder der Aarde, kan geen oorlog voeren — want men vecht niet tegen datgene waaruit men zelf is voortgekomen. Dat is geen idealisme. Dat is herinnering.
Fijne dag vandaag