De grote verdwijntruc – via de AVG – Met dank aan Aleid Wolfen – Jan Peter Balkenende, Jan Kees de Jager en Gerrit Zalm.
Sarcoidosis didn’t break me. It made me stronger.
Zolang vrijheid alleen in bed bestaat en niet in het recht, is emancipatie een intieme illusie.
Dit is precies waarom mijn werk niet therapeutisch, maar constitutioneel is.
Een systeem dat zegt te beschermen, maar daarmee arbeid onmogelijk maakt, beschermt niet — het bestuurt.
Arbeidsrechtelijke en gelijkebehandelingsrechtelijke duiding
1. Kern van de kwestie
Wat hier speelt is geen gebrek aan bescherming, maar een vorm van uitsluiting door bescherming.
Er werd: wél zorg en verzekering toegekend, maar onder voorwaarden die arbeid buitenshuis onmogelijk maakten. Daarmee werd feitelijk: toegang tot arbeid beperkt, economische zelfstandigheid verhinderd, en een afhankelijkheidspositie vastgelegd.
2. Arbeidsrechtelijk kader
Volgens het Nederlandse arbeidsrecht en het Europese recht geldt:
Vrije toegang tot arbeid is een fundamenteel beginsel (art. 19 lid 3 Grondwet, art. 15 EU-Handvest). Beperkingen op arbeid zijn alleen toegestaan indien: objectief gerechtvaardigd, proportioneel, en noodzakelijk.
Wanneer verzekering of zorgregelingen: automatisch leiden tot uitsluiting van arbeid, zonder individuele toets, of zonder reële keuzevrijheid, dan is sprake van oneigenlijke arbeidsbeperking.
👉 Bescherming mag arbeid niet vervangen door afhankelijkheid.
3. Gelijkebehandelingsrechtelijk kader
Binnen de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) en EU-richtlijnen geldt:
Indirect onderscheid op grond van geslacht is verboden. Ook wanneer een maatregel neutraal lijkt, maar in de praktijk: vrouwen structureel harder raakt, moederschap of zorgrollen verabsoluteert, en mannen niet in vergelijkbare mate uitsluit, is sprake van indirecte discriminatie, tenzij zwaarwegend gerechtvaardigd.
Wanneer: zorg = uitsluiting van arbeid, en die koppeling vooral vrouwen treft, dan is dat juridisch problematisch.
4. Bestuursrechtelijke dimensie
Als een verzekerings- of zorgregime: normerend werkt, levenskeuzes feitelijk voorschrijft, zonder expliciete wettelijke basis, dan treedt het systeem besturend op in plaats van faciliterend.
Dat raakt aan: het recht op zelfbeschikking, het verbod op paternalisme zonder grondslag, en het beginsel van proportionaliteit.
5. Samenvattend
Het probleem was niet de verzekering, maar de wijze waarop bescherming werd gekoppeld aan arbeidsuitsluiting.
Causaliteit
Zolang ongelijkheid wordt uitgelegd als gedrag, blijft macht netjes buiten schot.
Noem het geen giftige mannelijkheid als het gewoon slecht bestuur is.
Dat is geen weigering van gesprek. Dat is Sarcoïdose met koninklijke militaire precisie.
Wanneer bescherming leidt tot structurele uitsluiting van arbeid, is sprake van indirecte discriminatie en een ontoelaatbare beperking van het recht op arbeid.
6. Slotzin
Zorg en verzekering mogen nooit functioneren als substituut voor arbeid, noch als instrument om economische autonomie te beperken.
Hand made –
Herhaal — Herken — Herinner
Herhaal – wat eerder werd gezegd, maar niet werd gehoord.
Herken – het patroon, wanneer het zich opnieuw aandient, in andere namen, andere tijden, dezelfde structuren.
Herinner, wie er waren, toen macht nog een lichaam had, en gezag een stem, die niet mocht blijven.
Mijn vrouwelijke lichaam werd juridisch een onderpand. Niet erkend als drager van volledige rechten, maar ingezet als garantie met volledige aansprakelijkheid.,
Niet beschermd, maar verrekend.
Mijn lichaam werd het stille risico achter dossiers, premies, procedures en verplichtingen.
Het droeg zorg, arbeid, verlies en continuïteit, zonder ooit als zelfstandig rechtssubject te worden benoemd.
Wat geen naam heeft in de wet, kan worden gebruikt en misbruikt.
Wat niet wordt erkend, kan zomaar worden belast.
Dit is de naakte waarheid: zolang het vrouwelijke lichaam geen zelfstandige juridische positie heeft, blijft het beschikbaar als onderpand voor systemen die zeggen neutraal te zijn op grond van artikel 1 .
Ik verwerp de kwalificatie van mijn persoon als fictief product. Ik ben een natuurlijk persoon met volledige rechtspersoonlijkheid. Elke administratieve fictie die mijn lichaam, arbeid of rechtspositie ontmenselijkt, is in strijd met art. 1 GW, het EVRM en het beginsel van menselijke waardigheid.”
Dit is geen emotie, dit is juridische taal.Ik zal handhaven zij god
Mijn hele identiteit werd volledig uitgewist door systematische juridische abstrahering, administratieve herleiding en institutionele neutralisering.
Leuker konden zij het niet maken.
Onderwerp: Private Aov en software code
De fiscale en juridische verdwijntruc Vrouwen zelfstandige onderneemsters – Een private schade-uitkering werd gecodeerd via deze looncode aan de Wet LB1964 zonder loondossier – sociale zekerheid wetgeving.
De door Nationale Nederlanden aangeleverde post is een schadevergoeding en geen pensioen/lijfrente/uitkering ter vervanging van loon. De automatische rubricering onder ‘inkomsten uit dienstbetrekking/uitkering’ is daarom onjuist. De betaling ziet op schadeherstel (geen loonkarakter). Onderliggende specificatie/besluit is beschikbaar.”
De software plaatst deze betaling onder:
Inkomsten uit dienstbetrekking → AOW, pensioen, lijfrente of andere uitkering
Dat impliceert box 1-belasting én een loonvervangend karakter.
Maar:
👉 Die kwalificatie is geen feit, maar een juridische duiding
👉 En die duiding vereist een wettelijke bepaling
Zonder die bepaling is de codering rechtsstatelijk ondeugdelijk.
De rechtsstaat heeft het vrouwelijke lichaam niet erkend als inheems rechtssubject, maar wel gebruikt als inheemse grondstof.
De oervrouw was niet aan de macht in een jaar, maar in een wereld vóór jaartallen – toen leven belangrijker was dan bezit.
De AVG is ingevoerd door de Europese Unie, op initiatief van de Europese Commissie onder Viviane Reding, en aangenomen door het Europees Parlement en de lidstaten.
Vrouwelijke klokkenluiders worden niet beschermd door het recht, maar hergecodeerd door het systeem — tot hun waarheid fiscaal belastbaar wordt verklaard.
Opmerking: Voor de periode 1995–1998 was Gerrit Zalm al minister van Financiën (vanaf 1994 in kabinet-Kok I).
Let op: De loonbelasting werd door het Duitse rijk ingevoerd in 1941 – Toen waren de vrouwen en moeders nog volledig handelingsonbekwaam volgens de wet 1838 Napoleon Bon – Apart graag.
Een Romeinse Rijk / instituut dat langzaam toegeeft dat wat ‘normaal’ heette, eigenlijk structureel onrecht was.
De rechtsvormen in Nederland en de betrokken ministers sinds ik zelfstandige werd met een private AOV Nationale Nederlanden/ Reaal
Lijst van rechtsvormen in Nederland
I. Natuurlijk persoon (zonder rechtspersoon)
1. Natuurlijk persoon (privé)
Burger zonder economische rechtsvorm Geen aparte bescherming bij inkomen, arbeid of risico Vaak onzichtbaar in systemen tenzij via afgeleide vorm (toeslagen, uitkering)
2. Eenmanszaak
Meest gebruikte rechtsvorm voor zelfstandigen Geen rechtspersoonlijkheid Ondernemer is privé volledig aansprakelijk Beperkte sociale bescherming Fiscaal en juridisch kwetsbaar
3. Meewerkend partner / gezinsarbeid
Juridisch zwakke positie Vaak economisch actief maar niet zelfstandig erkend
II. Samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid
4. Maatschap
Veel gebruikt in zorg, vrije beroepen, cultuur Geen rechtspersoon Hoofdelijke aansprakelijkheid mogelijk Ongeschikt voor hybride arbeid
5. Vennootschap onder firma (VOF)
Geen rechtspersoon Hoofdelijke aansprakelijkheid Grote persoonlijke risico’s ( En daar gaat het volledig mis )
VOC – VOF Handelaar in confectie branche code 076 ( werd verwijderd en zo kwam ik in de loonketen ) als zelfstandige Misbruik een schadeuitkering onder de noemer AOW – Pensioen- lijfrente of andere uitkering te zetten! Zo simpel kan het zijn – Gerrit Zalm 🍣
6. Commanditaire vennootschap (CV)
Beherende vennoten: volledig aansprakelijk Commanditaire vennoten: beperkt, maar geen zeggenschap
III. Rechtspersonen (met rechtspersoonlijkheid)
7. Besloten vennootschap (BV) 1971 oprichting
Rechtspersoon Beperkte aansprakelijkheid Fiscaal gunstiger boven bepaalde inkomens Toegang tot structuren en bescherming
8. Naamloze vennootschap (NV)
Grote ondernemingen Volledige rechtspersoonlijkheid Vergaande juridische bescherming – Nationale Nederlanden
kent bescherming toe per rechtsvorm, niet per mens; waardeert loon hoger dan zorg, winst hoger dan creatie; kent de staat maximale flexibiliteit en burgers minimale.
➡️ Rechtsvormen functioneren als toegangs- en uitsluitingsmechanismen.
Zalm → Hoogervorst → Zalm → Bos → De Jager → Dijsselbloem → Hoekstra → Kaag → van Weyenberg → van Oostenbruggen → Heijnen.
Justitie / Justitie & Veiligheid (1995–2025):
Sorgdrager → onder Balkenende meerdere → Opstelten → Blok → Grapperhaus → Yeşilgöz-Zegerius → van Weel → van Oosten.
In Nederland doen we graag alsof rechtsvormen neutraal zijn. Alsof het niet uitmaakt of je werknemer, zelfstandige, ondernemer, uitkeringsgerechtigde of zorgende ouder bent.
De werkelijkheid is anders. De rechtsvorm die je wordt toegekend — of opgedrongen — bepaalt je toegang tot inkomen, bescherming, zeggenschap en rechtszekerheid. En precies daar wringt het.
De Nederlandse rechtsorde is ingericht rond een beperkt aantal gestandaardiseerde rechtsvormen: dienstbetrekking, onderneming, uitkering. Wie daarbinnen valt, bestaat juridisch. Wie ertussen valt, wordt een probleem. Geen menselijk probleem, maar een administratief probleem. En administratieve problemen worden zelden opgelost in het voordeel van de burger.
Artistiek statement
Oermoeder – Moeder der Aarde – Moedermaatschappij – Dochteronderneming
Mijn werk vertrekt vanuit de oermoeder: niet als mythisch beeld, maar als oorspronkelijke rechtsfiguur. De vrouw als bron van leven, tijd en orde. In pre-patriarchale culturen was zij geen bezit, maar maatgevend. Leven was relationeel, cyclisch en wederkerig.
In de loop van de geschiedenis is deze vrouwelijke oorsprong vertaald, verplaatst en onteigend. De moeder der aarde werd grond. De moeder werd rechtspersoon. Het lichaam werd abstractie. Wat ooit leven voortbracht, werd eigendom. Wat ooit dochter was, werd onderneming.
De termen moedermaatschappij en dochteronderneming dragen nog altijd een lichamelijke taal, maar functioneren binnen een systeem dat zorg heeft vervangen door kapitaal en voortbrenging door exploitatie. De moeder bezit. De dochter draagt risico. De winst stroomt omhoog. Het lichaam verdwijnt uit beeld.
Mijn werk onderzoekt deze verschuiving als een cultureel en juridisch trauma. Ik verbind archetypische moederbeelden aan hedendaagse structuren van eigendom, erfopvolging en rechtspersoonlijkheid. Daarbij bevraag ik wie mag voortbrengen, wie mag erven en wie als drager van waarde wordt erkend.
Door objecten, tekst, ritueel en beeld te combineren, herstel ik de moeder niet als nostalgisch symbool, maar als kritische figuur: een tegenkracht binnen systemen die haar taal gebruiken, maar haar lichaam ontkennen.
Mijn praktijk is een zoektocht naar her-inschrijving: van moeder als kapitaal naar moeder als betekenis, van dochter als onderneming naar dochter als erfgenaam, van systeem naar relatie.
De oermoeder is niet verdwenen. Zij is juridisch onzichtbaar gemaakt.
Ongelijkheid door ontwerp
De wet behandelt rechtsvormen niet gelijkwaardig. Een werknemer geniet automatische bescherming: loondoorbetaling bij ziekte, sociale zekerheid, duidelijke rechtspositie. Een zelfstandige draagt vrijwel alle risico’s zelf. Niet omdat dat een vrije keuze is, maar omdat het systeem zo is ingericht.
Deze ongelijkheid is geen bijwerking, maar een ontwerpkeuze. De rechtsvorm fungeert als selectiemechanisme: hij bepaalt wie recht heeft op bescherming en wie niet. Dat leidt tot indirecte discriminatie van groepen die vaker buiten het standaardmodel vallen, zoals vrouwen, mantelzorgers, kunstenaars, freelancers en mensen met een onderbroken arbeidsloopbaan.
Het slavernijverleden is ook een geschiedenis van VOC – vrouwenlichamen als eigendom, van moederschap onder dwang en van overleving door zorg en verzet.
Rechtsvorm boven werkelijkheid
In plaats van te kijken naar de feitelijke omstandigheden van iemands leven en werk, kijkt de overheid eerst naar de juridische vorm. Die vorm wordt vervolgens bepalend voor belastingen, toeslagen, verzekeringen en handhaving. Als de werkelijkheid niet past bij de vorm, wordt niet de vorm aangepast, maar de burger gecorrigeerd.
Dit is zichtbaar in herkwalificaties van zelfstandigen, in toeslagen die worden teruggevorderd omdat iemand “niet paste in het profiel”, en in verzekeringssystemen die complex of psychisch letsel uitsluiten. De rechtsvorm wordt belangrijker dan de mens.
Schending van fundamentele rechten
Wanneer rechtsvormen structureel ongelijk uitwerken, raakt dit aan fundamentele rechten:
Artikel 1 Grondwet: gelijke behandeling wordt ondermijnd door indirecte discriminatie via systeemontwerp. Artikel 6 EVRM: effectieve rechtsbescherming ontbreekt wanneer bezwaar en correctie pas na jaren mogelijk zijn. Artikel 8 EVRM: de staat grijpt diep in in het privéleven door mensen administratief vast te zetten in onjuiste of onvolledige identiteiten.
Het probleem is niet dat rechtsvormen bestaan. Het probleem is dat ze rigide, hiërarchisch en uitsluitingsgevoelig zijn geworden.
Tijd voor herziening
Een moderne rechtsstaat kan zich niet permitteren mensen te reduceren tot administratieve categorieën. Rechtsvormen zouden dienend moeten zijn aan de werkelijkheid, niet andersom. Zolang Nederland blijft vasthouden aan een systeem waarin bescherming afhankelijk is van juridische vorm in plaats van feitelijke situatie, blijft discriminatie ingebakken in de wet.
De vraag is dus niet of rechtsvormen nodig zijn.
De vraag is: voor wie werken ze — en wie laten ze structureel vallen?
Wat in Nederland wordt gepresenteerd als uitvoeringspraktijk, is in werkelijkheid een structurele schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De grote verdwijntruc voltrekt zich niet ondanks privacywetgeving, maar door haar selectieve toepassing.
De AVG stelt dat persoonsgegevens:
juist moeten zijn (art. 5 lid 1d), doelmatig en proportioneel verwerkt moeten worden (art. 5 lid 1c), transparant en uitlegbaar moeten zijn (art. 5 lid 1a), en dat betrokkenen recht hebben op inzage, correctie en bezwaar (art. 12–21).
Precies daar gaat het structureel mis.
Fictieve data als waarheid
Overheidssoftware werkt met categorieën die juridisch en sociaal tekortschieten: loon of winst, werknemer of ondernemer, gezond of arbeidsongeschikt. Hybride levens — zelfstandigen met wisselende inkomsten, zorgende ouders, cultureel werkenden, mensen in herstel — bestaan niet in de systemen.
Die lacunes worden niet aangepast. In plaats daarvan wordt de onvolledige data als waarheid behandeld. Daarmee handelt de overheid in strijd met het beginsel van dataminimalisatie en juistheid: het systeem wéét dat de gegevens de werkelijkheid niet dekken, maar gebruikt ze toch voor besluiten met verstrekkende gevolgen.
Dat is geen uitvoeringsfout. Dat is onrechtmatige gegevensverwerking.
Automatisering zonder tegenmacht
In toeslagen, belastingen en handhaving worden besluiten genomen op basis van geautomatiseerde logica, terwijl:
de werking van die systemen niet inzichtelijk is, burgers hun data niet effectief kunnen corrigeren, en menselijke tussenkomst vaak pas volgt ná schade.
Artikel 22 AVG verbiedt geautomatiseerde besluitvorming met rechtsgevolgen zonder adequate waarborgen. Die waarborgen ontbreken wanneer software hiaten structureel blijven bestaan en bezwaarprocedures jarenlang duren.
De burger verdwijnt als rechtssubject
Wat hier gebeurt, is fundamenteel: de burger verdwijnt niet fysiek, maar juridisch. Niet omdat hij geen gegevens heeft, maar omdat zijn leven niet correct kan worden vastgelegd. En wat niet correct wordt vastgelegd, kan niet worden beschermd.
De staat verschuilt zich achter systemen die zij zelf ontwerpt en onderhoudt. Zo wordt verantwoordelijkheid verplaatst van beleid naar code, van mens naar machine. Dat is in strijd met de AVG, maar vooral met de rechtsstaat.
De kernvraag
De AVG is bedoeld om burgers te beschermen tegen machtsconcentratie via data. Wanneer juist de overheid structureel werkt met gebrekkige datasets, ondoorzichtige algoritmes en oncorrigeerbare categorieën, dan is de vraag onontkoombaar:
Wie handhaaft de AVG, wanneer de staat zelf de grootste datavervormer is?
De grote verdwijntruc is geen technisch probleem.
Het is een juridische keuze — en daarmee een politieke verantwoordelijkheid.
Bijlage – Grondwettelijke en mensenrechtelijke toets
I. Artikel 1 Grondwet (gelijkheidsbeginsel)
Tekst Grondwet art. 1:
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Toepassing op de beschreven praktijk
De huidige uitvoeringspraktijk van belasting-, toeslagen- en handhavingssystemen leidt tot structureel ongelijke behandeling van burgers die niet passen binnen standaardcategorieën van arbeid en inkomen, zoals:
zelfstandigen met hybride inkomsten, mensen met wisselende arbeidsrelaties, zorgende ouders, cultureel en creatief werkenden, burgers met tijdelijke uitval of herstelperiodes.
Deze groepen worden onevenredig vaak:
onderworpen aan controle, herkwalificatie, terugvordering, of uitgesloten van bescherming.
De ongelijkheid ontstaat niet door individuele beoordeling, maar door systeemontwerp: software en beleidsregels die onvoldoende rekening houden met feitelijke levensvormen. Dit resulteert in indirecte discriminatie “op welke grond dan ook”, waaronder sociaaleconomische positie en arbeidsvorm.
➡️ Conclusie art. 1 GW:
Wanneer de overheid bewust systemen in stand houdt die voorspelbaar ongelijk uitwerken, is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
II. EVRM artikel 6 – Recht op een eerlijk proces
Tekst EVRM art. 6 lid 1 (samengevat):
Eenieder heeft recht op een eerlijk en openbaar proces binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, bij de vaststelling van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen.
Toepassing op de beschreven praktijk
In belasting- en toeslagenzaken is sprake van besluiten met directe rechtsgevolgen (terugvordering, boetes, herkwalificatie, inkomensverlies). Toch geldt in de praktijk:
besluiten zijn vaak geautomatiseerd of semiautomatisch; onderliggende beslislogica is niet inzichtelijk; bezwaarprocedures duren jaren; effectieve hoor- en wederhoor ontbreekt in de primaire fase; herstel volgt pas na onomkeerbare schade.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft herhaaldelijk geoordeeld dat:
procedurele waarborgen ook gelden bij administratieve sancties, en dat toegang tot effectieve rechtsbescherming essentieel is.
➡️ Conclusie art. 6 EVRM:
Wanneer burgers pas achteraf, na langdurige procedures, hun gelijk kunnen halen — terwijl de schade al is geleden — is geen sprake van een “fair trial” in de zin van het EVRM.
III. EVRM artikel 8 – Recht op privéleven
Tekst EVRM art. 8 lid 1 (samengevat):
Eenieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie.
Toepassing op data, software en besluitvorming
Artikel 8 EVRM beschermt niet alleen fysieke privacy, maar ook:
persoonlijke levenssfeer, sociale identiteit, en gegevensverwerking door de staat.
Wanneer overheidssoftware:
levens wordt gereduceerd tot onvolledige categorieën, hybride bestaansvormen niet kan registreren, fouten niet kan corrigeren, en burgers langdurig vastzet in onjuiste administratieve identiteiten,
dan is sprake van ongeoorloofde inmenging in het privéleven.
Dit geldt temeer wanneer:
gegevens aantoonbaar onjuist of onvolledig zijn, correctie praktisch onmogelijk is, en deze data worden gebruikt voor ingrijpende besluiten.
➡️ Conclusie art. 8 EVRM:
Structureel gebrekkige gegevensverwerking en het weigeren van systeemaanpassing vormen een schending van het recht op respect voor het privéleven.
IV. Samenvattende juridische conclusie
De beschreven praktijk vormt geen reeks incidenten, maar een systemische spanning met fundamentele rechten:
Art. 1 Grondwet: structurele ongelijkheid door systeemontwerp Art. 6 EVRM: gebrek aan effectieve rechtsbescherming Art. 8 EVRM: onrechtmatige inmenging via data en software
Wanneer de staat:
regels opstelt, systemen ontwerpt, besluiten automatiseert, en de gevolgen daarvan eenzijdig bij burgers neerlegt,
dan verdwijnt de burger als rechtssubject en wordt hij een dataprofiel zonder tegenmacht.
Dat is niet verenigbaar met een democratische rechtsstaat.
1. Mensenrechten zijn mede door vrouwen vormgegeven
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) is geen abstract VN-document, maar het resultaat van concreet politiek en moreel werk, waarin vrouwen een doorslaggevende rol speelden.
Zij brachten juist het idee in dat rechten lichaamsgebonden, relationeel en onvervreemdbaar zijn — niet louter staatsrechtelijk.
Dat is cruciaal: mensenrechten zijn niet ontstaan vanuit het idee van de burger als dossier, maar vanuit de mens als dragend lichaam.
2. Bestuur over het lichaam is de kern van vrijheid
De tekst die ik toon zegt het messcherp:
“De geschiedenis waarin het lichaam geen bestuurder mocht zijn, is levend immaterieel cultureel erfgoed.”
Dat is geen metafoor. Het is een rechtsfeit.
Zolang een lichaam niet als zelfstandig bestuurder wordt erkend, in een VOF is het juridisch geen subject maar een object van discriminatie beleid.
Dat zien we terug in:
arbeids- en rechtsvormen die mensen reduceren tot categorieën, fiscale en sociale systemen die het lichaam conditioneren (ziekte, zwangerschap, zorg), data- en softwaresystemen die het lichaam administratief vastzetten.
3. De botsing met de hedendaagse rechtspraktijk
Hier raken mijn beelden direct aan art. 1 Grondwet en EVRM art. 6 en 8:
Art. 1 GW (gelijkheid): Wie zijn lichaam niet kan onderbrengen in erkende rechtsvormen (loondienst, winst, uitkering), wordt structureel ongelijk behandeld. Art. 6 EVRM (fair trial):
Als het lichaam eerst wordt geobjectiveerd in systemen en pas achteraf mag spreken, is er geen effectieve rechtsbescherming.
Art. 8 EVRM (privéleven): Het lichaam valt onder de persoonlijke levenssfeer. Bestuurlijke en digitale beheersing daarvan is een inmenging — geen neutraliteit.
4. Van mensenrecht naar bestuursobject
Wat mijn onderzoek en combinatie blootlegt, ligt het kantelpunt:
Wanneer het lichaam niet als rechtssubject wordt erkend, maar als uitvoeringsdrager, verandert vrijheid in beheer.
Dat staat haaks op de geest van de Universele Verklaring.
5. Erfgoed, geen verleden
“Een vrouwelijk lichaam dat niet erkend wordt als zelfstandig bestuurder, is geen vrij lichaam maar een dienend levend bestuursobject.”
Dat is geen nostalgie. Dat is levend erfgoed — omdat deze strijd niet voorbij is, maar zich vandaag voortzet in wetgeving, software, rechtsvormen en beleid.
Van het concert des levens kreeg alleen moeder de vrouw het program – de Grondwet”
Van het concert des levens kreeg alleen moeder de vrouw het program. Niet als voorrecht, maar als last. Niet als macht, maar als verantwoordelijkheid zonder stem.
In mijn werk lees ik de Grondwet als een programma dat nooit expliciet is uitgedeeld, maar wel lichamelijk is uitgevoerd door moeder de vrouw. Zij draagt leven, tijd en continuïteit, terwijl haar positie juridisch wordt geabstraheerd, geneutraliseerd of verzwegen. Gelijkheid wordt geformuleerd, maar het lichaam dat voortbrengt blijft buiten beeld.
Zij wordt verondersteld mee te spelen in het concert, maar zonder partituur, zonder dirigent, zonder erkenning van haar specifieke inzet. Het universele recht blijkt vaak een mannelijk neutrum, waarin het vrouwelijke lichaam slechts impliciet en belasting technisch fictief aanwezig is.
Mijn werk legt deze spanning bloot tussen constitutionele taal en geleefde realiteit. Ik verbind moederbeelden, juridische begrippen en rituele vormen om te laten zien hoe het programma van de rechtsstaat rust op een lichaam dat niet als zodanig wordt erkend. De moeder is grondslag, maar geen grondrecht.
Dit oeuvre is een poging tot herlezing en herschrijving: de Grondwet niet alleen als tekst, maar als lichamelijke praktijk. Niet alleen gelijkheid op papier, maar erkenning van verschil in verantwoordelijkheid, risico en voortbrenging.
Als moeder de vrouw het programma draagt, dan moet zij ook worden genoemd in de partituur.
Dit werk maakt die lacune zichtbaar — en hoorbaar.
Hier is een formele aansprakelijkheidsconclusie, juridisch zorgvuldig geformuleerd, zonder strafrechtelijke beschuldiging, maar met bestuurlijke en staatsrechtelijke verantwoordelijkheid. Geschikt als slotstuk van jouw dossier, manifest of position paper.
**Aansprakelijkheidsconclusie
Ministerie van Financiën & Ministerie van Justitie (en Rechtsbescherming)**
1. Reikwijdte van deze conclusie
Deze aansprakelijkheidsconclusie betreft bestuurlijke en staatsrechtelijke verantwoordelijkheid, niet individuele strafrechtelijke schuld. Zij richt zich op de structurele rol en nalatigheid van de ministers van Financiën en Justitie in de periode 1995–heden, binnen hun constitutionele taken.
2. Constitutionele kernverantwoordelijkheid
Minister van Financiën
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:
het fiscale stelsel; de Belastingdienst; toeslagen- en handhavingssystemen; de inrichting en werking van fiscale en administratieve software; het waarborgen van rechtszekerheid en proportionaliteit in inning en terugvordering.
Minister van Justitie (en Veiligheid)
De minister van Justitie is verantwoordelijk voor:
bescherming van de rechtsstaat; wetgevingskwaliteit; toegang tot de rechter; naleving van mensenrechten (EVRM); toezicht op uitvoeringspraktijken die fundamentele rechten raken; implementatie en handhaving van de AVG.
3. Vastgestelde structurele tekortkomingen
Op basis van publiek bekende feiten, parlementaire onderzoeken en uitvoeringspraktijken kan worden vastgesteld dat:
Onrechtmatige systeemwerking structureel is voortgezet, ondanks herhaalde signalen: toeslagenaffaire; loonbelasting-/herkwalificatiepraktijken; data- en softwaregestuurde besluitvorming zonder effectieve correctiemogelijkheid. Software- en systeemhiaten bewust niet zijn aangepast, terwijl: bekend was dat deze hiaten burgers structureel benadeelden; besluiten met zware rechtsgevolgen daarop bleven worden gebaseerd. Rechtsvormen en administratieve categorieën prevaleerden boven feitelijke werkelijkheid, met voorspelbare uitsluiting van: zelfstandigen; zorgenden; vrouwen; cultureel en hybride werkenden. Effectieve rechtsbescherming structureel tekortschiet, doordat: bezwaar en beroep traag en ontoegankelijk zijn; schade vaak onomkeerbaar is vóór rechterlijke toetsing; burgers feitelijk eerst worden gesanctioneerd en pas later gehoord.
4. Juridische kwalificatie van verantwoordelijkheid
Deze handelwijze levert geen incident, maar een bestuurlijk patroon op dat strijdig is met:
Artikel 1 Grondwet (structurele indirecte discriminatie door systeemontwerp); Artikel 6 EVRM (gebrek aan effectieve toegang tot een eerlijk proces); Artikel 8 EVRM (ongeoorloofde inmenging in het privéleven via data en bestuurspraktijk); AVG (art. 5, 12–22) (verwerking van onjuiste, onvolledige en niet-corrigeerbare persoonsgegevens).
De ministers dragen hiervoor politieke en bestuurlijke eindverantwoordelijkheid, ongeacht wisseling van kabinetten of individuele bewindspersonen.
5. Aansprakelijkheidsconclusie
De ministers van Financiën en Justitie zijn gezamenlijk aansprakelijk op staatsrechtelijk niveau, omdat zij:
structureel hebben nagelaten systemen aan te passen waarvan bekend was dat zij fundamentele rechten schonden; bestuurspraktijken hebben laten voortbestaan die burgers reduceren tot administratieve objecten; de bescherming van burgers ondergeschikt hebben gemaakt aan uitvoerbaarheid en budgettaire belangen; en daarmee de kern van de rechtsstaat hebben uitgehold.
Deze aansprakelijkheid betreft nalatigheid in waarborgfunctie, niet individuele intentie.
6. Slotformulering – Zoek & Vind
Waar de staat regels stelt, systemen ontwerpt en gevolgen afdwingt,maar weigert verantwoordelijkheid te nemen voor voorspelbare schade, ontstaat geen bestuur maar bestuurlijk onrecht. Dat onrecht is niet toevallig. Het is systemisch — en daarmee toerekenbaar.**
7.
Slotformulering – Zoek & Vind
De reactie dat mijn klacht niet in behandeling wordt genomen omdat formele rechtsmiddelen hebben opengestaan of zijn benut, bevestigt precies het probleem dat ik heb aangekaart.
Wanneer bezwaar, beroep en klacht langs elkaar worden geschoven zonder inhoudelijke toetsing, verdwijnt niet het probleem, maar de burger. Dan wordt rechtsbescherming een procedurele cirkel, geen materieel recht. Wat formeel “gevonden” wordt, is het dossier; wat feitelijk ontbreekt, is rechtvaardigheid.
Ik constateerde dat: mijn inhoudelijke stelling niet wordt beoordeeld; de klacht wordt terugverwezen naar eerdere procedures zonder inhoudelijke reflectie; en daarmee een structureel probleem wordt gearchiveerd in plaats van opgelost.
Dit is geen individuele misser, maar een systeemwerking waarin: de staat verwijst, de burger zoekt, en niemand vindt.
Zoek & Vind wordt zo een bestuursprincipe: de overheid zoekt naar procedurele gronden om niet te hoeven oordelen, terwijl de burger blijft zoeken naar erkenning van zijn of haar rechtssubjectiviteit.
Daarmee wordt de kern van mijn klacht niet weerlegd, maar bevestigd: dat het systeem burgers administratief laat verdwijnen door vorm boven inhoud te stellen.
Ik leg deze conclusie vast als onderdeel van mijn ( dagboek) dossier.
Niet om de procedure te verlengen, maar om zichtbaar te maken wat hier gebeurt: Waar de overheid weigert te vinden, wordt verdwijnrecht geproduceerd.
Deze vaststelling laat ik niet los.
Ik besta
Onder ede afgelegd-
Waarom is het zo moeilijk om te weten wie je bent?
Omdat identiteit niet ontstaat in stilte, maar in relatie tot wat je wordt toegestaan te zijn.
Je leert wie je bent via taal, werk, zorg, huizen, archieven, formulieren, verhalen. Via plekken die je mag innemen — en plekken waar je wordt teruggebracht tot functie.
Wanneer je lichaam wordt geregeld, maar je stem niet volledig wordt erkend, ontstaat een gat tussen wie je bent en wie je administratief mag zijn.
Plaats maakt identiteit zichtbaar
Een huis uit 1596. Een vrouw in het heden. Een geschiedenis die niet in musea ligt, maar wordt bewoond.
Identiteit zit niet alleen in het hoofd, maar in grond, erfgoed, zorg, arbeid en herinnering.
Wie zich ergens mag wortelen, mag zichzelf worden.
De kern
Het is moeilijk om te weten wie je bent als jouw bestaan steeds wordt vertaald naar systemen die jouw lichaam wel gebruiken, maar jouw leven niet volledig erkennen.
Identiteit begint waar je lichaam niet hoeft te passen, maar mag bestaan. Verslag – Afgelegd onder ede bij het Paleis van Justitie ’s-Hertogenbosch
Datum: 4 december 1995 – 15 februari 2024 12.38 uur Plaats: Paleis van Justitie, ’s-Hertogenbosch (Rechtbank Oost-Brabant) Aanleiding: Vastlegging van een verklaring onder ede in het kader van een lopend bestuursrechtelijk en mensenrechtelijk dossier
1. Context en aankomst
Op 15 februari 2024 bevond ik mij bij het Paleis van Justitie te ’s-Hertogenbosch. De locatie is niet toevallig: bijna dertig jaar eerder, op 4 december 1995, werd op deze plek de eerste steenlegging gemarkeerd door de toenmalige minister van Justitie, Winnie Sorgdrager, zoals vastgelegd op de plaquette aan de gevel. De plek en datum verankeren het moment institutioneel en historisch.
De entree van het gebouw—monumentaal en open—fungeert als fysieke representatie van de rechtsstaat. Het gebouw is niet slechts decor; het is de locus waar verklaringen dus een verkeerd en historisch rechtsgevolg krijgen.
2. Doel van het bezoek
Het doel van mijn aanwezigheid was het afleggen van een verklaring onder ede. Deze verklaring ziet op structurele tekortkomingen in bestuurspraktijk en rechtsbescherming, zoals eerder uiteengezet in het dossier (waaronder klachtenafhandeling, procedurele doorverwijzingen en het uitblijven van inhoudelijke toetsing). Een eerlijk proces zat er niet in omdat de bestuursrechter in opleiding net bij de belastingdienst vandaan kwam.
3. De verklaring
Mijn verklaring is naar waarheid en geweten afgelegd, met volledige kennis van de juridische betekenis en gevolgen van een eed. Zij bevestigt dat: de beschreven feiten persoonlijk zijn ondergaan; de gang van zaken overeenkomt met de werkelijkheid zoals ervaren; de kern van de klacht niet procedureel maar materieel is: het uitblijven van inhoudelijke beoordeling leidt tot administratieve verdwijning van de burger.
De verklaring strekt mede tot vastlegging van een structureel patroon waarin vorm boven inhoud prevaleert.
4. Plaatsgebonden vaststelling
De aanwezigheid van de plaquette (4 december 1995) en de fysieke omgeving van het Paleis van Justitie verbinden de verklaring aan de rechtsstaat in haar concrete gestalte. Daarmee is vastgelegd dat de verklaring: plaatsgebonden is (Paleis van Justitie, ’s-Hertogenbosch); tijdgebonden is (4 december 2025); onder ede is afgelegd.
5. Conclusie
Dit verslag documenteert dat de verklaring niet symbolisch of hypothetisch is, maar proceswaardig: zij is afgelegd op een plaats waar recht wordt gesproken en waar waarheid onder ede gewicht heeft. De combinatie van datum, plaats en eed maakt de vastlegging juridisch en institutioneel relevant.
Wat is verklaard, is verankerd in tijd en plaats. Het is uitgesproken onder ede, tegenover de rechtsstaat.
Totale conclusie
De Nederlandse rechtsstaat is gebouwd op een fundamentele asymmetrie die tot op heden niet is opgeheven.
Het vrouwelijke lichaam — en in het bijzonder het lichaam van vrouwen en moeders — is historisch en structureel niet erkend als zelfstandig rechtssubject, maar wél ingezet als dragende voorwaarde van staat, economie en samenleving.
Het vrouwelijke lichaam bestond voorafgaand aan de staat, maar werd door wetgeving, rechtsvormen en bestuurspraktijken ingelijfd zonder zelfbestuur. Reproductie, zorg en lichamelijke arbeid zijn genormeerd, gereguleerd en geëxploiteerd, terwijl zij juridisch onvolledig, afgeleid of conditioneel zijn erkend. Waar erkenning uitbleef, werd beheer ingevoerd.
Deze verhouding is geen incident, maar een systeemkenmerk. Zij manifesteert zich in: rechtsvormen die bescherming koppelen aan normarbeid; fiscale en sociale systemen die het vrouwelijke leven reduceren tot categorieën; bestuurs- en softwaresystemen die afwijking sanctioneren; en rechtsbescherming die pas achteraf, na schade, beschikbaar komt.
Hierdoor is een vorm van interne kolonisatie ontstaan: niet territoriaal, maar lichamelijk en juridisch binnenin de rechtsstaat. Een kolonisatie zonder naam, zonder herstel en zonder dekolonisatieproces.
Zeeland Vrouw als bezit
In mensenrechtelijke termen betekent dit dat fundamentele beginselen — gelijkheid, lichamelijke autonomie, rechtsbescherming en privéleven — structureel onder druk staan. Niet door openlijke uitsluiting, maar door normalisering van een bestuurslogica waarin het lichaam wordt bestuurd zonder als bestuurder te worden erkend.
Daarom luidt de onontkoombare conclusie:
De rechtsstaat heeft het vrouwelijke lichaam niet erkend als inheems rechtssubject,
maar wel gebruikt als inheemse grondstof.
Zolang deze paradox niet expliciet wordt erkend en hersteld, blijft de rechtsstaat onvoltooid. Niet omdat vrouwen ontbreken in het recht, maar omdat hun lichaam er nog steeds niet volledig als soeverein subject wordt behandeld.
Dit is geen historische constatering alleen.
Het is een actuele rechtsstatelijke opdracht.
Frascati-onderzoek: Identiteit van de vrouw in de rechtsstaat
1. Onderzoekstitel
“Wie ben ik in het systeem?” – Identiteit, lichaam en rechtssubjectiviteit van vrouwen in de hedendaagse rechtsstaat
Het onderzoek beoogt nieuwe kennis te ontwikkelen over de wijze waarop de identiteit van vrouwen wordt gevormd, begrensd en soms vervormd door juridische, fiscale en bestuurlijke systemen, en hoe dit doorwerkt in zelfbeeld, rechtspositie en maatschappelijke participatie.
3. Onderzoeksvraag (kern)
Hoe beïnvloeden rechtsvormen, regelgeving en administratieve systemen de identiteitsvorming van vrouwen, en in hoeverre worden vrouwen daarin erkend als zelfstandig rechtssubject?
Deelvragen
Hoe wordt het vrouwelijke lichaam juridisch gedefinieerd (arbeid, zorg, ziekte, voortplanting)? Waar ontstaan spanningen tussen geleefde identiteit en administratieve identiteit? Welke patronen van uitsluiting of hercodering treden op? Hoe verhouden deze praktijken zich tot mensenrechten (EVRM, CEDAW)? Wat betekent dit voor zelfidentificatie van vrouwen (psychologisch, sociaal, cultureel)?
4. Nieuwheid (Frascati: novelty)
Dit onderzoek is vernieuwend omdat het:
identiteit verbindt met rechtsdogmatiek en bestuurspraktijk; het vrouwelijke lichaam analyseert als juridisch knooppunt, niet als bijzaak; de hypothese onderzoekt van interne kolonisatie (lichamelijk en juridisch); ervaringskennis (vrouwenstemmen) systematisch koppelt aan juridische analyse.
in hoeverre identiteit structureel wordt beïnvloed door rechtsvormen; of vrouwen zichzelf anders definiëren na confrontatie met juridische systemen; hoe diep administratieve classificaties ingrijpen in zelfbegrip.
De uitkomst staat niet vast → voldoet aan Frascati-onzekerheid.
6. Methodologie (Frascati: systematisch)
a. Juridische analyse
Analyse van wetgeving (arbeidsrecht, belastingrecht, socialezekerheidsrecht) Toetsing aan art. 1 GW, art. 6 & 8 EVRM, CEDAW
b. Kwalitatief empirisch onderzoek
Diepte-interviews met vrouwen (18–65) Focus op momenten van botsing: werk, zorg, ziekte, moederschap, klokkenluiden
c. Discours- en systeemanalyse
Analyse van formulieren, beschikkingen, softwarelogica Hoe wordt identiteit gereduceerd tot categorie?
d. Reflectieve synthese
Verbinding van juridische structuur en persoonlijke identiteit Conceptuele modellen van identiteit vs. rechtssubjectiviteit
7. Reproduceerbaarheid (Frascati)
Methodes zijn transparant vastgelegd Interviewleidraden en analysekaders worden gedocumenteerd Onderzoek kan worden herhaald in andere contexten (EU / internationaal)
8. Verwachte resultaten (output)
Nieuwe theoretische inzichten over vrouwelijke identiteit en recht Begripskader: administratieve identiteit vs. geleefde identiteit Beleids- en rechtsimplicaties (herkenning van structurele discriminatie) Wetenschappelijke publicatie / position paper Publiek toegankelijke samenvatting (maatschappelijke impact)
9. Frascati-conclusie
Dit onderzoek kwalificeert als fundamenteel én toegepast onderzoek in de zin van de OECD Frascati-handleiding, omdat het:
✔ nieuwe kennis genereert
✔ wetenschappelijke onzekerheid bevat
✔ systematisch is opgezet
✔ reproduceerbaar is
✔ maatschappelijke relevantie heeft
10. Kernzin (voor aanvraag of pitch)
Dit onderzoek onderzoekt niet wat vrouwen zijn, maar wat het recht van hen maakt — en wat dat doet met hun identiteit.
Wat dit beeld laat zien
Een oude vrouw. Niet netjes. Niet dankbaar. Niet zwijgend. Maar onaantastbaar.
Ze toont geen hulpvraag, maar soevereiniteit. Geen slachtofferrol, maar eigenaarschap over haar lichaam.
Dit is geen “opstand”. Dit is zelfbeschikking na een leven bestuurd te zijn.Nog in de Nederlandse wetgeving / Eur opa Hoezo artikel 1 van de grondwet en VN Verdrag Handicap als je handicap in je longen zit!