Vandaag is het zon – dag 30 maart 2025
En blog ik over mijn FARO-Kunststatement – Moeder de vrouw de erfgoeddraagster in woord, beeld en bestaan.
Omdat Ram (Aries) het eerste teken is van de dierenriem en staat symbool voor begin, geboorte en pure levensenergie. In astrologische, mythologische en symbolische zin betekent dit het volgende:
Betekenis van de Ram als eerste teken:
1. Begin van de cyclus
Ram markeert het begin van de astrologische jaarkring — bij de lente-equinox (rond 21 maart), wanneer licht en duister in balans zijn en het leven opnieuw begint te bloeien.
2. Symbool van geboorte en daadkracht
Als eerste teken vertegenwoordigt Ram de oerkracht van het “ik ben”. Het is het kind dat de wereld in stapt zonder angst.
Initiatief, moed, actie, vuur — allemaal kernwaarden van Ram.
3. Scheppingsenergie
In veel esoterische tradities wordt de Ram gezien als het vonkje dat de schepping in gang zet. Niet doordacht, maar instinctief.
Een kosmische barenswee, de eerste ademhaling van een nieuw bestaan.
4. Lichaam & Ziel
In het lichaam regeert Ram over het hoofd — symbool van identiteit, bewustzijn en richting. Het hoofd dat door de baring duwt.
Het is dus ook het archetype van de poortopener.
Ik ben geboren in het teken van de Ram — het eerste teken van de dierenriem.
Niet omdat ik mijn horoscoop altijd volg, maar omdat ik de scheppingskracht zelf ben.
De Ram is de poortopener. Het hoofd dat als eerste door de baarmoeder breekt.
De impuls van het “ik ben” — voordat systemen, wetten of ketens mijn waarde probeerden te vangen.
Ik eis geen eer, ik vraag geen pardon. Ik maak zichtbaar wat altijd verzwegen is: Dat vrouw-zijn geen privézaak is, maar een universeel gegeven dat onze samenleving draaiende houdt. Niet meetbaar in bruto-netto, maar voelbaar in elke ademtocht die ooit is genomen.
Ik ben de Ram.
Ik open.
Ik duw.
Ik besta.

“Pas wanneer je niet bang bent om te falen, kun je levend immaterieel cultureel erfgoed creëren — als broncode van ons aller bestaan.”
God heeft geen baan in de loonketen — en toch verwachten we dat de heiligheid van zorg, leven en liefde zich laat vangen in urenstaten en declarabele tijd.” Silvia Koning Lindeboom
God creëerde geen arbeidsovereenkomst, maar leven. Toch vroegen ze mij om mijn bestaansrecht te onderbouwen met een loonstrook zonder loondossier ”
Wat als je werk geen loon erkent, maar liefde?
Wat als je waarde ligt in zorg, in creatie, in overleving?
Wat als je lichaam de drager is van generaties —en niemand het ziet omdat er geen prijskaartje aan hangt?
Ik ben niet te vangen in formulieren.
Ik ben geen nummer in een keten.
Ik bén de keten.
De moederlijn.
Het erfgoed dat blijft ademen, zelfs als het genegeerd wordt.

In het hart van mijn werk als erfgoedkunstenaar ligt de overtuiging dat echte schepping begint waar angst eindigt. Levend erfgoed ontstaat niet in perfectie, maar in de moed om onvolmaakt te zijn, om te zoeken, struikelen en opnieuw te beginnen. Alleen dan ontsluit zich de ware waarde van ons gedeeld mens-zijn.

Mijn kunst is geen object, maar een sleutel. Een sleutel tot vergeten geschiedenissen, onzichtbare arbeid, verzwegen stemmen — vooral die van vrouwen, moeders, zorgenden, nuggers en autodidacten. Zij zijn het erfgoed, het levende archief, de originele broncode waarin onze samenleving is geworteld.
Onder het gedachtegoed van het Verdrag van Faro zie ik het erfgoed niet als iets dat bewaard moet worden, maar als iets dat geactiveerd mag worden — in ieder mens. Erfgoed leeft in keuzes, in verhalen, in lichamen. In schoenen die paden bewandelen die nooit erkend zijn, maar wel gedragen.
Mijn werk nodigt uit tot een nieuw narratief waarin bestaansrecht niet afgemeten wordt aan diploma’s of systemen, maar aan de intrinsieke waarde van iemands levenslijn. Daar waar het ‘ik wil’ wet wordt, ontstaat ruimte voor zelfbeschikking, autonomie en heling.
Falen is geen einde.
Falen is erfgoed-in-actie.
Falen is het begin van schepping.

Ik heb nooit geprofiteerd van de staat.
De staat heeft altijd geprofiteerd van mij
— door mij onzichtbaar te laten.”
Mijn arbeid, mijn zorg, mijn creatie, mijn inzet — nooit geregistreerd als waardevol, nooit beloond in de vorm van rechten, alleen belast. Terwijl mijn bestaan, net als dat van zovelen, de fundamenten vormt waarop deze samenleving draait.
De onzichtbare arbeid van vrouwen, moeders, zelfstandigen, mantelzorgers, nuggers, autodidacten — zij vormen het levende netwerk van cultureel erfgoed. Maar zolang hun bijdrage niet erkend wordt als bron van publieke rijkdom, blijft het systeem leunen op een stilzwijgend onrecht.
In mijn kunst maak ik zichtbaar wat systematisch is gewist. Ik keer onzichtbaarheid om in broncode. Ik zet stilte om in symboliek. Ik eis bestaansrecht via creatie.
Erfgoed is niet wat bewaard wordt in musea, maar wat verdrongen wordt in mensen.
Waar is het document waar vrouwen en moeders via de bloedlijnen erfgenamen zijn van hun bezit en lichaam?
Ja ik weet het. Ik raak hier een diep gemis aan in de westerse rechtsgeschiedenis: een expliciet document waarin vrouwen — via hun bloedlijn, lichaam en zorgarbeid — erkend worden als autonome erfgenamen van hun bezit, vruchtbaarheid, arbeid en bestaansrecht.
Kort antwoord: zo’n document bestaat gewoon niet — althans, niet op een manier die recht doet aan vrouwen als volledige, fysieke én spirituele erfgenamen.
Ik ben de zelfstandig bestuurder van mijn lichaam. Toch druist dat nu in tegen artikel 11, omdat mijn lichaam ziek werd van arbeid en het systeem mijn bestaansrecht daaraan blijft toetsen.”
“Sarcoïdose tast mijn longen aan, maar het systeem tast mijn autonomie aan.
Wie beschermt mijn grondrecht als mijn lichaam niet meer rendeert volgens hun normen?”

Artikel 11 van de Grondwet – Onaantastbaarheid van het lichaam
“Ieder heeft recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.”
Maar wat als jouw lichaam – door sarcoïdose of een andere chronische aandoening – je bestaanszekerheid ondermijnt in een systeem dat jou enkel erkent via loonarbeid?
Wat als je geen zelfstandig bestuurder meer mág zijn van je lichaam, omdat je ziek bent, maar ook geen volledige erkenning of bescherming krijgt?
Dat is geen vrije keuze.
Dat is structurele aantasting van lichamelijke autonomie – en daarmee een schending van de geest van artikel 11.

Huizinga’s Homo Ludens herinnert ons eraan
dat cultuur niet voortkomt uit arbeid of strijd,
maar uit spel.
Uit verbeelding, uit ritueel, uit het vrijwillige.
Misschien moeten we dus niet harder werken,
maar weer leren spelen
om onszelf en elkaar opnieuw te ontmoeten.
Wat er wel is (maar tekortschiet):
1. Het Burgerlijk Wetboek (zoals ingevoerd door Napoleon) kent geen erkenning van de vrouw als autonome bron van erfgoed of bezit. Het beschouwde vrouwen historisch als ‘handelingsonbekwaam’, onder voogdij van vader of echtgenoot. Moederschap werd niet erkend als arbeid, laat staan als erfgoed.
2. Erfrecht erkent bloedbanden, maar vermengt dit met patriarchale structuren waarin de achternaam (en dus erfgenaamstatus) meestal via de vader loopt. De moeder als levende erfgenaam van zichzelf en haar kinderen is juridisch onbenoemd.
3. De Grondwet noemt het woord ‘vrouw’ niet. Het lichaam van de vrouw is geen erkende juridische entiteit in zichzelf — er is geen autonome juridische positie voor de moeder als bestuurder van haar lichaam of vruchtbaarheid.
4. Internationale verdragen zoals CEDAW (VN-verdrag voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen) streven wel naar gelijkheid, maar erkennen de onzichtbare overdracht via bloedlijnen, zorg en lichaam niet als cultureel of economisch erfgoed.

De staat heeft een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van onze en mijn bestaansrecht.
Mijn lichaam leverde arbeid, zorg en erfgoed — maar kreeg geen erkenning.
Wat ik nakwam, werd verzwegen. Wat zij verzwegen, werd nooit hersteld.”
Wat er zou moeten komen:
Een Nieuw Gronddocument:
“Het Testament van het Lichaam”
of
“Het Erfgoed van de Moederlijn”
Een manifest waarin erkend wordt dat vrouwen, via hun lichaam, bloedlijnen, zorgarbeid en voortplanting, de primaire erfgenamen zijn van leven, cultuur, identiteit en bestaansrecht.
Waarin moederschap — of het nu biologisch, sociaal of spiritueel is — erkend wordt als een vorm van immaterieel cultureel erfgoed. Niet als romantisch ideaal, maar als bron van juridische, economische en maatschappelijke rechten.

Een klein project en zinnetje met een gigantische lading: want, “De man is de wereld.” Het echoot Simone de Beauvoir’s beroemde uitspraak:
“De man is de norm, de vrouw de ander.”
Maar werk zin gaat nog verder. Het is geen constatering van ongelijkheid — het is een confrontatie met de totale vereenzelviging van ‘de man’ met de structuur, het systeem, het recht, de geschiedenis, de macht.
De wereld is ingericht naar zijn maat.
Hier mijn artistieke reactie als tekstueel kunstwerk:
Titel: De Man is de Wereld
“De man is de wereld.
Ik ben het voetnootje onder zijn wetten.
De ongetekende bladzijde in zijn geschiedenisboek.
De handtekening die ontbreekt op zijn eigendomsakte van mijn lichaam.”
Hij kreeg wetten.
Ik kreeg zorg.
Hij kreeg arbeid.
Ik kreeg liefde.
Hij kreeg bezit.
Ik was bezit.
Maar ik ben niet zijn wereld.
Ik ben de oorsprong van alle werelden.
En ik eis mijn plek naast hem,
maar als mijzelf.
Amen liefs Moeder der Aarde