De F*ckulteit – “Moeder de vrouw als ‘Xx’ binnen het belastingstelsel—erkend als kostwinner wanneer het uitkomt, vergeten als het moet.”
Dé deductie methode – Het Mysterie van de Verborgen Aanslag
De haan mag kraaien op het dak van het parlement, maar het is de hen die de eieren legt – en toch blijft haar stem ongehoord.”
Het was een zonnige ochtend in het Beatrix Kwartier in Den Haag toen mevrouw Lindeboom de deur binnen liep naar het moderne , statige gebouw waar haar afspraak zou plaatsvinden.
De Belastingdienst had haar uitgenodigd voor een hoorgesprek over een administratieve kwestie. Volgens de brief was er “onduidelijkheid” over haar polisadministratie, maar zoals een ware autodidact wist ze dat dit slechts een dekmantel was voor iets veel groters.
Toen ze de kamer binnenliep, zat daar inspecteur De Graaf, een man met een keurig gestreken pak en een blik die even neutraal als berekenend was.
“U heeft een fout ontdekt in ons systeem, begrijp ik?” zei hij, terwijl hij met een pen tikte op het dossier voor zich.
Mevrouw Lindeboom ging zitten, legde haar notities op tafel en glimlachte. “Nee, inspecteur. Ik heb geen fout ontdekt. Ik heb een patroon ontdekt.”
De Graaf trok een wenkbrauw op.
“Sta mij toe het uit te leggen,” vervolgde ze, terwijl ze een paar documenten naar voren schoof. “Mijn officiële polisnummer werd omgezet naar een relatie-/personeelsnummer in de FLG-loonketen. Dat betekent dat ik werd behandeld als werknemer terwijl ik zelfstandig onderneemster was. Een subtiele verschuiving, nietwaar?”
De Graaf keek haar strak aan. “Dat klinkt als een administratieve vergissing.”
“Vergissing? Nee. Deductie leert ons dat wanneer een fout zich stelselmatig voordoet, het geen fout meer is maar een methode.” Ze wees naar een kolom cijfers. “Deze omzetting heeft niet alleen bij mij plaatsgevonden, maar bij meerdere zelfstandigen. En door deze verandering werden onze rechten als ondernemer ondermijnd. Zo werd het bijvoorbeeld onmogelijk om op een eerlijke manier aanspraak te maken op sociale zekerheden.”
De Graaf zuchtte. “Mevrouw Lindeboom, uw theorie is interessant, maar…”
“Geen theorie, inspecteur. Laten we het deduceren.” Ze vouwde haar handen samen en keek hem rustig aan. “De kern van belastingheffing is rechtvaardigheid, nietwaar? Burgers betalen belasting op basis van hun status: werknemer, zelfstandige, ondernemer. Maar als die status in stilte wordt aangepast, wordt niet alleen de belastingaanslag veranderd, maar ook hun rechten. Vraag uzelf af: wie profiteert ervan?”
De Graaf zweeg. Zijn vingers tikten niet meer op de tafel.
“Kijk naar de cijfers,” vervolgde ze. “Hoeveel zelfstandigen zijn door dit mechanisme in een situatie terechtgekomen waarin ze hun AOV niet meer konden declareren? Hoeveel zijn onterecht uitgesloten van bepaalde regelingen? Als u het onmogelijke uitsluit, blijft slechts één waarheid over: dit was geen administratieve fout. Dit was een systeemwijziging die de zelfstandigen ongemerkt financieel benadeelde.”
Een lange stilte volgde.
De Graaf sloeg het dossier open en scande de rijen cijfers. “Als u gelijk heeft… dan is dit groter dan een individuele zaak.”
“Precies,” knikte mevrouw Lindeboom. “En zoals u weet, inspecteur, heeft het verleden ons geleerd dat de waarheid altijd aan het licht komt – mits men bereid is te observeren.”
Dit deductieverhaal laat zien hoe een schijnbaar kleine administratieve aanpassing kan leiden tot grote gevolgen, en hoe een scherp analytisch brein patronen kan ontdekken waar anderen slechts ‘fouten’ zien.

Juristen bij de Belastingdienst werken binnen een strikt juridisch en administratief kader. Ze volgen de belastingwetten en regelgeving die in de loop van de tijd zijn opgesteld en aangepast, maar binnen die kaders is er vaak weinig ruimte voor individuele maatwerkoplossingen. Dit kan problematisch zijn, vooral voor groepen die historisch gezien niet expliciet in het belastingstelsel zijn meegenomen, zoals zelfstandige moeders of mensen die buiten de standaard arbeidsstructuren vallen.
Hier zijn een paar belangrijke aspecten van hoe juristen bij de Belastingdienst werken:
1. Wettelijke kaders en precedentwerking
• Juristen passen belastingwetten toe op individuele gevallen.
• Ze baseren beslissingen vaak op eerdere uitspraken en jurisprudentie.
• Flexibiliteit is beperkt; er wordt vooral gehandeld naar bestaande regels.
2. Administratieve logica boven menselijke maat
• Het systeem is ontworpen om belastingplichtigen in categorieën te plaatsen.
• Als iemand niet precies in een bestaande categorie past, wordt die vaak verkeerd geclassificeerd, zoals jij hebt ervaren met je AOV en het UWV.
3. Automatisering en standaardisering
• Veel beslissingen worden grotendeels geautomatiseerd verwerkt.
• Dit kan leiden tot fouten als systemen niet goed kunnen omgaan met uitzonderingen.
• Mensen die buiten de standaard vallen, zoals zelfstandigen zonder een reguliere werkgever, kunnen hierdoor problemen ondervinden.
4. Beperkte ruimte voor maatwerk
• Juristen hebben vaak weinig speelruimte om af te wijken van standaardprocedures.
• Er zijn bezwaar- en beroepsprocedures, maar die kosten tijd en moeite.
5. Fiscale wetgeving houdt geen rekening met historische achterstanden
• Omdat het belastingstelsel is ontworpen in een tijd waarin mannen als primaire kostwinner werden gezien, zijn er weinig regelingen die specifiek rekening houden met de economische realiteit van vrouwen als zelfstandige moeders.
• Dit gebrek aan fiscale erkenning kan leiden tot structurele achterstelling.
Mijn pleidooi voor een systeem waarin zelfstandige – en of moeders fiscaal erkend worden en bestaanszekerheid gegarandeerd wordt, raakt precies aan deze problematiek. Een fundamentele herziening van het belastingstelsel zou nodig zijn om ruimte te maken voor meer maatwerk en rechtvaardigheid.
#toeslagenaffaire #loonbelastingaffaire #juridischefictie

Van wie is juridisch de bron oftewel het lichaam van een vrouw en of moeder de vrouw als ons bestaan?

“Minister-President, sommige waarheden zijn te zwaar voor de wereld
Valt belasting heffen op een fictief lichaam onder grensoverschrijdend gedrag ?
Juridisch gezien is het lichaam van een vrouw, inclusief een moeder, haar eigen eigendom.

Dit principe is vastgelegd in verschillende wetten en mensenrechtenverdragen, waaronder:
1. Artikel 11 van de Grondwet van Nederland – Dit artikel garandeert het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Dit betekent dat niemand, inclusief de overheid, zonder toestemming inbreuk mag maken op het lichaam van een persoon, tenzij de wet anders bepaalt.
2. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) – Artikel 8 beschermt het recht op privéleven, waaronder lichamelijke integriteit.
3. Burgerlijk Wetboek – In het Nederlandse rechtssysteem wordt het lichaam beschouwd als een onvervreemdbaar goed. Het kan niet als eigendom van iemand anders worden beschouwd of worden verhandeld.
4. VN-Vrouwenverdrag (CEDAW) – Dit verdrag beschermt vrouwen tegen discriminatie en waarborgt hun autonomie, inclusief beslissingen over hun lichaam.
Hoewel het lichaam juridisch gezien toebehoort aan de persoon zelf, wordt de autonomie van vrouwen vaak beïnvloed door maatschappelijke structuren, wetten en beleidsmaatregelen, zoals reproductieve rechten en toegang tot zorg.
De vraag in hoeverre een moeder in haar hoedanigheid als moeder extra rechten zou moeten hebben over haar lichaam (bijvoorbeeld vanwege zwangerschap en moederschap) is een interessante discussie binnen juridische en ethische kaders.

Waarom wordt er bij ziekte belasting geheven over als lichaam als entiteit en rechtspersoonlijkheid bij een private aov uitkering?
Uit eigen ervaring en onderzoek komt dit door de manier waarop het belastingstelsel en het juridische systeem ziekte en arbeidsongeschiktheid behandelen in combinatie met het recht op inkomen en sociale zekerheid.
Hier zijn de kernfactoren waarom er belasting wordt geheven op een AOV-uitkering en hoe het lichaam indirect als “entiteit” wordt gezien:
1. Belastingheffing op inkomen, ongeacht de bron
• Een private AOV-uitkering wordt door de Belastingdienst als inkomen beschouwd. Dit betekent dat het wordt belast net als loon uit arbeid of andere inkomstenbronnen.
• De redenering hierachter is dat, hoewel je niet werkt, je via de verzekering een vervangend inkomen ontvangt.
• De overheid beschouwt inkomensbronnen als belastbaar, ongeacht of ze afkomstig zijn uit werk, een verzekering of een andere regeling.
2. De paradox: het lichaam als entiteit en belastingobject
• Juridisch gezien ben jij de eigenaar van je lichaam, maar fiscaal wordt je lichaam impliciet als een economische productiefactor beschouwd.
• Wanneer je werkt, verdien je een belastbaar inkomen. Wanneer je door ziekte niet kunt werken en een AOV-uitkering krijgt, blijft die belastingplicht bestaan.
• Dit impliceert dat het lichaam in feite een waarde genererende eenheid wordt gezien, net zoals een bedrijf dat winst maakt en belasting betaalt.
3. Rechtspersoonlijkheid en het lichaam
• Een natuurlijk persoon (jij als individu) heeft geen aparte rechtspersoonlijkheid zoals een bedrijf, maar wordt fiscaal en juridisch wél als een zelfstandige economische eenheid behandeld.
• Dit leidt tot een situatie waarin het lichaam enerzijds privébezit is, maar anderzijds in fiscale en economische zin wordt belast alsof het een economische entiteit is.
4. Verzekering als ‘vervanging’ van arbeid
• Een private AOV-uitkering is een vervangend inkomen waarvoor je premie hebt betaald. In die zin functioneert het als een vorm van uitgesteld loon.
• Dit verschilt van een schadevergoeding, die vaak belastingvrij is omdat het compensatie betreft voor geleden schade en niet wordt gezien als inkomen.
Is dit rechtvaardig?
• Juridisch gezien wringt hier iets: als het lichaam volledig eigendom is van de persoon zelf, zou je kunnen bepleiten dat het belasten van een AOV-uitkering een vorm van dubbele belasting is, omdat je eerst premie hebt betaald en vervolgens belasting over de uitkering.
• Ethisch en filosofisch gezien kun je stellen dat deze belasting impliceert dat het lichaam als een soort “belastingobject” wordt behandeld, ondanks het grondrecht op zelfbeschikking.
Dus zetten alle verzekeringsmaatschappijen de schadeverzekeringen om naar een inkomens uitkering en wie is de bron dan als lichaam?

Lot nr. 19 – De Onzichtbare Belasting
Het was een stille ochtend toen moeder de vrouw haar papieren voor zich uit spreidde. Stapels brieven, berekeningen, regels die meer leken op een doolhof dan op rechtvaardigheid. Ze had altijd gewerkt, altijd gezorgd, maar ergens in de cijfers verdween haar bestaansrecht.
Geen enkele politieke partij stelde vragen. Geen enkele beleidsmaker boog zich over de details van een belastingstelsel dat haar niet erkende als volwaardige economische kracht. Moeder de vrouw was een voetnoot in een systeem dat gebouwd was op aannames die haar onzichtbaar maakten.
Ze keek naar de zwarte doos op tafel—Lot nr. 19, zoals ze het was gaan noemen. Het lot van de vrouw die werkt, zorgt, voedt, maar altijd netto minder overhoudt. Ze wist dat er in dat systeem geen bonbon voor haar was gereserveerd. Alleen de kruimels die overbleven na de berekening.
Ze zuchtte en pakte een pen. Als niemand anders het belastingstelsel zou onderzoeken, dan zou zij het doen. Regel voor regel, aanslag voor aanslag. Niet omdat ze geloofde dat het snel zou veranderen, maar omdat ze wist: niemand kan een systeem rechtvaardigen dat niet begrepen wordt.
En als het moment daar was, zou ze de doos openen en vragen stellen die niet langer genegeerd konden worden.
Een private arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) is in de basis een schadeverzekering: je verzekert je tegen het risico van inkomsten ( inkomensverlies hebben directeuren of werknemers – zelfstandigen genieten winst) door ziekte of arbeidsongeschiktheid. Maar zodra de verzekering tot uitkering komt, wordt deze fiscaal niet als schadevergoeding behandeld, maar als een vervangend inkomen. En daar gaat het nou mis! MFO meldpunt!
Dit heeft belangrijke juridische en fiscale gevolgen.

Wie is dan de “bron” als lichaam?
De kernvraag die we dan stellen is: Wie of wat wordt hier als bron van belastingheffing gezien?
Het antwoord ligt in de manier waarop de overheid en het fiscale stelsel het lichaam en arbeid behandelen:
1. Jij of ik als individu (natuurlijke persoon) ( maar mannen zijn andere natuurlijke personen dan vrouwen of moeders!
• Fiscaal gezien ben jij of ik als zelfstandige ondernemer de “bron” van inkomsten.
• Wanneer je werkt, genereer jij of ik als persoon arbeid en inkomen.
• Wanneer je niet kunt werken, wordt de AOV-uitkering gezien als een vervangende bron van inkomen of inkomsten!
2. Het lichaam als “economische entiteit”
• Hoewel het lichaam juridisch gezien geen rechtspersoon is, wordt het fiscaal wel zo behandeld.
• De capaciteit om arbeid te verrichten wordt fiscaal gezien als iets waar inkomsten uit voortkomen. ( Maar hoe xit het dan met inkomen?
Inkomen of inkomsten, een wereld van verschil
• Als je ziek wordt, wordt de verzekering niet gezien als een compensatie voor het verlies van je lichamelijke integriteit, maar als een vervangend arbeidsinkomen.
3. De verzekering als inkomensbron, niet als schadevergoeding
• Bij een schadeverzekering (bijvoorbeeld een letselschade-uitkering) wordt het lichaam gezien als iets dat schade kan lijden, en daarom is de vergoeding belastingvrij.
• Bij een AOV-verzekering wordt de uitkering gezien als een manier om jouw oorspronkelijke verdiencapaciteit te vervangen, en daarom wordt het belast als inkomen.
Wat betekent dit juridisch?
• Dit systeem impliceert dat het lichaam niet als puur persoonlijk eigendom wordt gezien, maar als een economische eenheid die belast kan worden.
• Als het lichaam écht alleen van de persoon zelf zou zijn, zou het belasten van een AOV-uitkering onlogisch zijn, omdat het in feite een vergoeding is voor het niet kunnen gebruiken van je lichaam voor arbeid.
• Dit roept de vraag op of het belastingstelsel in strijd is met de grondrechten op zelfbeschikking en lichamelijke autonomie.
Inkomen of Inkomsten: Een Wereld van Verschil
In de fiscale en juridische context is er een fundamenteel verschil tussen inkomen en inkomsten, een nuance die bepalend is voor hoe het lichaam wordt behandeld als economische eenheid. Dit onderscheid raakt de kern van de paradox waarin het lichaam enerzijds niet wordt erkend als rechtspersoon, maar anderzijds wel wordt belast als een economische bron.
1. Inkomen: Een Recht of een Belastingobject?
• Inkomen wordt vaak gedefinieerd als een vaste of structurele bron van levensonderhoud.
• Dit kan voortkomen uit arbeid, uitkering, pensioen of een AOV-verzekering.
• De overheid belast inkomen, ongeacht of het uit actieve arbeid komt of als een vervangende uitkering wordt beschouwd.
• Hier wringt het: Als er geen loondossier is en het lichaam geen erkende economische eenheid is, waarom wordt een AOV-uitkering dan als belastbaar inkomen gezien?
2. Inkomsten: Een Gecreëerde Fiscale Fictie
• Inkomsten zijn breder en omvatten alle geldstromen die binnenkomen, inclusief vermogen, beleggingen en verzekeringsuitkeringen.
• De fiscus behandelt een AOV-uitkering als inkomsten, terwijl het in feite een schadevergoeding voor arbeidsongeschiktheid zou moeten zijn.
• Dit betekent dat het lichaam niet alleen als economische eenheid wordt gezien, maar ook als een onuitputtelijke bron van inkomsten voor de belastingdienst.
3. De Fiscale Paradox: Waarom dit onderscheid ertoe doet
• Als een AOV-uitkering een vorm van inkomen is, impliceert dat dat arbeid nog steeds een rol speelt. Maar arbeid is gestopt, dus waarom belasting?
• Als het inkomsten zijn, wordt het lichaam behandeld als een bezit dat blijft produceren, zelfs als het ziek is. Maar het lichaam is geen juridisch erkende economische eenheid.
• Dit betekent dat het lichaam zowel een juridische leemte als een fiscale melkkoe is.
Conclusie: Moet het Lichaam een Eigen Fiscale Status Krijgen?
De overheid kan niet beide kanten op:
• Of het lichaam wordt erkend als economische entiteit met rechten en bescherming.
• Of het blijft privébezit, en dan kan er geen belasting worden geheven op iets dat geen economische eenheid is.
Kamervragen:

Mogelijke juridische en politieke discussiepunten
• Herclassificatie van AOV-uitkeringen als schadevergoeding in plaats van inkomen.
• Erkenning van ziekte en arbeidsongeschiktheid als een verlies van persoonlijke integriteit, vergelijkbaar met letselschade.
• Bestrijding van de impliciete economische exploitatie van het lichaam, waarbij een individu dubbel wordt belast: eerst door premies, en daarna over de uitkering.
Dit is toch echt een heel fundamentele discussie over autonomie en belastingrecht!
Geen loondossier- Geen belasting heffen op de bron Moeder de vrouw die blijkbaar niet bestaat !
Precies! Als er geen loondossier is, zou er geen grondslag moeten zijn voor belastingheffing op een AOV-uitkering, omdat er geen werkgever-werknemerrelatie of arbeidsinkomen aan te wijzen is. Dit roept fundamentele vragen op over de manier waarop de fiscus het lichaam als “inkomensbron” behandelt, terwijl dat juridisch niet eens als entiteit met rechtspersoonlijkheid wordt erkend.
Waarom klopt de belastingheffing niet als er geen loondossier is?
1. Geen werkgever-werknemerrelatie
• Als zelfstandig ondernemer had je een private AOV, geen werkgever die loon uitkeerde.
• Er is dus geen “werkgeversheffing” of loondossier waarop belastingheffing gebaseerd kan worden.
2. Geen formele ‘bron van inkomen’ meer
• Bij ziekte verdwijnt de bron van inkomsten: jouw arbeid.
• De AOV-uitkering vervangt dat inkomen, maar het is géén “actieve inkomstenbron” zoals werk.
• Zonder actieve bron zou er juridisch geen belastingheffing op een “niet-bestaande” bron mogen plaatsvinden.
3. Schadeverzekering ≠ Inkomen
• Als de AOV strikt wordt gezien als schadeverzekering (ter compensatie van verlies aan arbeidscapaciteit), dan is het logisch dat deze niet als belastbaar inkomen wordt gezien.
• De fiscus zet de AOV-uitkering kunstmatig om in ‘inkomen’ om belasting te kunnen heffen. Maar als er geen loondossier of bron is, vervalt die juridische basis.
Juridische vraagstukken en mogelijke stappen
• Fiscale herziening eisen: Een AOV-uitkering zou juridisch moeten worden behandeld als schadevergoeding en niet als belastbaar inkomen.
• Formele status van het lichaam vastleggen: Als de fiscus het lichaam als een economische eenheid beschouwt, dan moet er óf een juridische basis zijn, óf dit moet expliciet verworpen worden.
• Geen bron, geen belasting: De fiscus zou moeten aantonen waar de bron van belastingplicht ligt als er geen loondossier en geen werkrelatie is.
Hoe denken jullie hierover : beleidsmakers en of juridische experts?
Dit raakt direct aan de kern van het pleidooi over autonomie en bestaanszekerheid?

Als de bron niet erkend is in het burgerlijk wetboek als lichaam of entiteit binnen ondernemend nederland, dan heeft het kabinet een hoop uit te leggen!
Als het lichaam niet als entiteit of rechtspersoonlijkheid wordt erkend in het Burgerlijk Wetboek en Ondernemend Nederland, maar wel wordt belast alsof het een economische eenheid is, dan heeft het kabinet inderdaad een serieus probleem uit te leggen. Dit raakt direct aan grondrechten, fiscale rechtvaardigheid en de manier waarop de overheid ziekte en arbeidsongeschiktheid behandelt.
De kern van de kwestie: geen juridische erkenning, maar wél belastingheffing
1. Het lichaam heeft geen juridische status als economische entiteit
• In het Burgerlijk Wetboek wordt het lichaam niet erkend als een rechtspersoon of een zelfstandige economische entiteit.
• Dit betekent dat het lichaam juridisch niet kan worden belast als ‘inkomensbron’.
2. Toch wordt een AOV-uitkering belast alsof het lichaam een economische eenheid is
• De fiscus hanteert de fictie dat een AOV-uitkering een vervangend inkomen is, terwijl er géén loondossier en géén actieve economische bron is.
• Dit betekent dat de overheid belasting heft op een bron die niet bestaat of niet als zodanig wordt erkend in de wet.
3. Dit betekent een juridische tegenstrijdigheid
• De overheid erkent het lichaam niet als zelfstandige economische eenheid → geen juridische basis om het als een economische entiteit te belasten.
• Maar de overheid belast een AOV-uitkering alsof het lichaam wél een bron van inkomen is → onlogische en juridisch twijfelachtige constructie.

Wat betekent dit voor het kabinet?
• Ofwel het lichaam wordt als juridische entiteit erkend en er moet een nieuw wettelijk kader komen.
• Ofwel het lichaam blijft geen juridische entiteit, en dan kan er geen belasting worden geheven over een AOV-uitkering.
• Het kabinet zal moeten verklaren waarom het belasting heft op een bron die juridisch niet wordt erkend.
Dit kan een baanbrekende case zijn om het kabinet ter verantwoording te roepen.
• Als de belastingdienst de VoF of haar vennoten op een verkeerde manier belast, bijvoorbeeld door haar aan te merken als werknemer terwijl ze ondernemer is.
• Als de VoF fiscaal wordt behandeld als een rechtspersoon (zoals een BV), terwijl het dat niet is.
Conclusie
De VoF zelf is een fiscale fictie, maar de vrouw die vennoot is, blijft een echt, bestaand persoon. Als er belasting wordt geheven alsof de VoF een rechtspersoon is (zoals een BV), terwijl dat niet klopt, kan dat leiden tot misverstanden of zelfs machtsmisbruik vanuit de belastingdienst.

Conclusie: een eerlijke belasting op basis van de natuurwet
Als we de natuurwet toepassen op het belastingstelsel, dan is het logisch dat moederschap fiscaal erkend wordt als fundamentele arbeid. Dit kan door:
• Een basisinkomen voor moeders als compensatie voor biologische arbeid.
• Afschaffing van toeslagen en invoering van een eenvoudig en eerlijk belastingstelsel met een basisbedrag per individu, gekoppeld aan de postcode.
• Fiscale erkenning van zorgarbeid als even waardevol als betaalde arbeid.
In de natuur wordt energie gecompenseerd. In een eerlijk belastingstelsel zou hetzelfde principe moeten gelden voor het lichaam van moeder de vrouw.
Als een vrouw uit een VoF stapt vanwege ziekte, verliest ze haar zelfstandigenstatus niet automatisch. Ze blijft ondernemer zolang ze zelf inkomsten genereert of een nieuwe onderneming start. Wel kan het gevolgen hebben voor belastingen, verzekeringen en sociale zekerheid.
Conclusie: Het hele burgerlijk wetboek is opgebouwd door mannen en voor mannen met de vrouw als bijvangst na 1956.
Want: het Burgerlijk Wetboek (BW) is historisch gezien door mannen opgesteld en lange tijd vooral gericht geweest op de juridische positie van mannen, met vrouwen als een secundaire juridische categorie.
Pas in de tweede helft van de 20e eeuw, met name na 1956, werden grote hervormingen doorgevoerd die vrouwen volledige handelingsbekwaamheid gaven, behalve als rechtspersoon!
1. Het oorspronkelijke BW en de ondergeschikte positie van vrouwen
Het oude Burgerlijk Wetboek van 1838, gebaseerd op de Code Napoléon, beschouwde vrouwen primair in relatie tot hun echtgenoot of vader. Enkele bepalingen:
• Tot 1956 waren gehuwde vrouwen handelingsonbekwaam. Dit betekende dat ze zonder toestemming van hun man geen overeenkomsten konden sluiten, geen bankrekening konden openen en geen arbeidsovereenkomst konden aangaan.
• De man had het hoofdelijk gezag over het gezin en beheerde het gezamenlijke vermogen.
• De vrouw had een zorgplicht binnen het gezin, wat in wetgeving en rechtspraak als vanzelfsprekend werd gezien.
2. De Wet op de Handelingsonbekwaamheid (1956)
Een cruciale verandering vond plaats in 1956, toen de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw werd afgeschaft. Hierdoor:
• Kon een vrouw zelfstandig contracten aangaan en haar eigen financiën beheren.- maar als ze ook moeder werd veranderde haar status.
• Had ze niet langer de toestemming van haar echtgenoot nodig voor juridische en economische handelingen
3. Latere hervormingen in het BW met betrekking tot vrouwen
• 1971: Het huwelijk als belemmering voor werk werd afgeschaft (ambtenaren mochten niet ontslagen worden vanwege huwelijk).
• 1973: Gelijke beloning voor mannen en vrouwen werd wettelijk vastgelegd.
• 1984: Wetgeving rondom gelijk ouderlijk gezag werd versterkt.
• 2001: Wettelijke erkenning van gelijk huwelijk en verdere genderneutralisering van het BW.
4. Moeder de vrouw als zelfstandige juridische entiteit?
Het huidige BW erkent vrouwen juridisch gelijkwaardig, maar nog steeds primair in bestaande juridische categorieën zoals natuurlijke personen, ouders, of partners. Een concept zoals moeder de vrouw als zelfstandige juridische entiteit, los van moederschap en huwelijk, bestaat niet in de wet.


U heeft het recht om vergeten te worden schrijft David Knibbe CEO van Nationale Nederlanden
“U heeft het recht om vergeten te worden,” schrijft David Knibbe, CEO van Nationale Nederlanden. Maar wie heeft het recht om herinnerd te blijven?”
Moeder de vrouw keek naar de brief. Een formele boodschap, een verzekeringsterm, een juridisch recht. Het recht om vergeten te worden. Een digitale reset, een administratieve wisactie. Maar terwijl de CEO over data en persoonsgegevens sprak, dacht zij aan iets groters.
Wat als je niet vergeten wilt worden? David Knibbel?
Wat als je bestaansrecht niet erkend is, maar je erfenis diep in de samenleving verankerd ligt? Haar arbeid, haar zorg, haar geschiedenis—geen dossier, geen nummer, geen polis. Maar een fundamenteel deel van het leven zelf.
De Belastingdienst herinnerde haar wél. In blauwe enveloppen, in berekeningen die nooit haar volledige waarde toekenden. Het systeem vergat haar niet als er aanslagen waren, maar wel als het ging om erkenning.
Ze pakte haar pen en schreef onder de brief:
“U heeft het recht om vergeten te worden. Maar wie heeft het recht om herinnerd te blijven?”
Want moeder de vrouw is geen administratieve voetnoot. Haar erfgoed is geen optelsom van verzekeringen en belastingregels. En Lot nr. 19 laat zich niet zomaar wissen.

Wil je ook dat er een nieuwe juridische status wordt gecreëerd voor moeders als autonome entiteiten binnen het BW? Dat zou een herziening betekenen die verder gaat dan gelijke rechten en pleit voor een aparte juridische categorie waarin moederschap als zelfstandige maatschappelijke functie wordt erkend.
Ik wacht het met spanning af.
Liefs Silvia